Genadeschot

ma 19 september 2011

Slecht geslapen gisternacht. Er kwam een hond ziek thuis die zijn avondeten niet meer bliefde, dus die zal wel weer ergens een vuilnisbak gekraakt hebben. Maar het bleef tot twee keer kotsen beperkt, dat staat een gezonde nachtrust niet in de weg. Nee, ’t was erger. En het ergste was dat ik er niks aan kon doen. Zo rond middernacht – deuren en ramen open, we hadden nog één dagje goed weer – werd de tv overstemd door een onverklaarbaar gekreun, dat niet veel later overging in een hortend en stotend huilen dat door merg en been ging. Het leek uit het dal onder het huis te komen. Je kijkt elkaar verschrikt aan: “Wat ís dit?” En even later sta je met je zaklamp waarvan de batterijen allang vervangen hadden moeten worden, zwakjes vanaf het terras het dal in te schijnen. Niks te zien natuurlijk, dus maar zover mogelijk naar beneden getijgerd, de ruig beboste berghelling af, tot waar het struikgewas zelfs voor geoefende natuurtypes te ondoordringbaar wordt. Het snorkende doodsgehuil hield intussen aan, we vermoedden een aangeschoten everzwijn; er was overdag flink gejaagd. Maar we konden geen stap verder en aan de afstand te horen waren we zelfs nog niet eens een beetje in de buurt. Terug naar huis dan maar, 112 bellen.
Weggehoond. “U hoort wat huilen, ergens in het bos, ergens in het dal? En daar belt u 112 voor? U mag blij zijn dat u geen boete krijgt!” Ik moet toegeven dat het geen sterke indruk maakt als je de locatie van zo’n kreperend dier niet via exacte Google-coördinaten kunt opgeven. Maar ik wist zo gauw ook niks beters.
In arren moede heb ik toen maar de buurman van een kilometertje verderop gebeld. Die heeft een geweer, die zou het dier uit zijn lijden kunnen verlossen. Maar die beetje zonderlinge buurman gaat extreem vroeg naar bed en verschuilt zich ’s avonds en ’s nachts achter een antwoordapparaat met een oeverlooslange, grappig bedoelde boodschap, opnemen doet hij nooit. Ook nu niet.
We waagden nog één poging -ditmaal in lange broek en op serieus schoeisel- de berg verder af te komen. Kansloos. Mismoedig keerden we huiswaarts en namen nog maar een glaasje, deuren en ramen lafhartig dicht om het afschuwelijke gehuil niet meer te horen, wat niet lukte. “Maar wat had je eigenlijk willen doen als we wèl bij dat arme dier hadden kunnen komen?” vroeg de echtgenoot terecht, “we hebben geen geweer om hem uit z’n lijden te verlossen. Bovendien, haal jij de trekker over?” Tja.
Tegen een uur of zes werd het stil; zo’n intense stilte die je na een heftige storm of ander natuurgeweld ervaart. Maar dat kan net zo goed in m’n kop gezeten hebben. Feit is dat ik niet veel later de gillende jachthonden en het rauwe geschreeuw van een verse meute jagers hoorde, op weg naar nieuwe slachtoffers van hun favoriete tijdverdrijf: het zinloos afknallen van alles wat ze voor de loop kunnen krijgen.
Terwijl de zon opkwam begon het gehuil opnieuw. Intussen naderde die verse meute jagers het huis. Ik heb ze bij de eerste zonnestralen buiten staan opwachten. Om ze te vragen of ze dan in elk geval hun karwei van de vorige dag wilden afmaken. Mijn verzoek werd met een schampere schimpscheut afgedaan: “On chasse, hein, nous ne sommes pas des véterinaires!”, en de meute trok verder. Het is soms goed dat ik zelf geen geweer heb.
Ik vind: als je zo heldhaftig bent om een dier neer te schieten, neem dan ook de moeite om het op te sporen voor een genadeschot. Zelfs al moet je daarvoor op zoek door dicht struikgewas, en mis je misschien wel je aperitiefje. Maar teveel jagers zijn lui; ik heb ze een dorp verderop bij tientallen langs de kant van de weg zien zitten, in hun auto’s met opengezwaaid portier, op slechts luttele meters van elkaar in de berm geparkeerd, knallend op alles dat bewoog, zonder de moeite te nemen om hun ‘buit’ op te sporen: kwestie van overvloed.
Nee, ’t gaat om de kick van het knallen, om ‘gezellig’ onder kameraden te zijn, om een saai weekeinde vorm te geven, om even weg te wezen uit de sleur van een slecht huwelijk. Om de ‘natuur’, om de ‘frisse lucht’ zoals altijd beweerd wordt, gaat het zelden: zodra het regent zit iedereen in de kroeg.
Later die ochtend werd het eindelijk stil in het dal. Doodstil.

8 gedachten over “Genadeschot”

  1. Toen wij nog in Frankrijk woonden hielden we de poes tijdens het jachtseizoen zo veel mogelijk thuis. Als we gingen wandelen, dan zeker niet in een dichbegroeid bos. En we droegen duidelijk zichtbare kleding en praatten zeer luid, dit tot grote ergernis van de chasseurs, maar we wilden graag ongeschonden thuiskomen.

    1. Dag Raasveldt,
      Ja, dat herken ik. Ook onze honden zitten vast, en ook wij zijn niet populair bij jagers. Blijkbaar houdt de vrijheid van de een niet op waar die van de ander begint. Helaas.

  2. Oh, wat vind ik dit zielig!! Wij zijn 3 jaar gelden onze kat Kobus kwijtgeraakt en nog steeds vermoeden wij dat hij door een jager is doodgeschoten. Jammer genoeg droeg hij geen bandje, wat soms wel helpt!!

    Sterkte!

    1. Dag Mennie,
      Helemaal eens. Zoals ook onaangenaam duidelijk wordt in het walgelijke filmpje dat ik liet zien ( http://bit.ly/oV6EAt ) waardoor ik meteen moest denken aan het schitterende en schrijnende lied van Robert Long uit de (waarschijnlijk allang vergeten) musical Tsjechov: http://bit.ly/8lUyCo
      En ja, laten we die zelfbenoemde krijgers van Oranje vooral het bos insturen! Maar wel graag zonder schiettuig, liefst recht op een kudde woeste everzwijnen af!

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven