De Tour komt langs, wij nemen er eentje op Fred

wo 26 juni 2013

Clipboard01De Tour komt langs! Woensdag 3 juli rijdt het hele circus gewoon bij mij over de stoep. Nou ja, bijna dan. Dat is me één keer eerder overkomen, in 1989. Ik woonde pas een paar jaar aan de rafelrand van mijn Zuid-Franse gehucht. De eerste geruchten dat er iets groots te gebeuren stond werden al in oktober van het jaar ervoor handenwrijvend rondgebazuind in de kroeg.
“Kan niet waar zijn!”, dacht ik, maar toen het eenmaal in het lokale sufferdje de Var Matin en in de regionale krant Nice Matin had gestaan, kon het best eens kloppen. Bij de eerstvolgende gelegenheid vroeg ik het Fred Debruyne. Hij bevestigde het. Mijn hart maakte een sprongetje, want als Fred het zei, was het waar. Fred Debruyne, Belgisch wielrenner, ooit etappewinnaar in de Tour, BRT-verslaggever, schrijver van memorabele wielerboeken en een minstens zo memorabele vriend. Door hem kreeg de lokale semi-klassieker ‘Tour du Haut Var’ wereldfaam en ziet ons dorp elk jaar de grote namen van het wielerpeloton door de nauwe straatjes trekken. Omdat Fred bij één van de eerste edities door ons dorp reed en besloot er te blijven. Daar hebben we het vaak over gehad, dat je zomaar voor een dorp kunt vallen. We zagen elkaar in het café, soms schoof Freds buurman ‘Grand Fusil’ Raphaël Geminiani aan, ook zo’n wielerlegende. Vroeger zaten Fred en hij vaak samen op het terras van het dorpshotelletje naast
het parkeerpleintje bovenin het dorp. Maar het steile straatje omhoog werd teveel, dus verkasten ze naar het café onderin het gehucht.
En dankzij Fred kwam ook de Tour de France langs, toen in 1989.
Lang geleden heb ik als sportverslaggever een paar dagen in de Tour gezeten. Per ongeluk, want de ongenaakbare Tourdirecteur Félix Lévitan wilde absoluut geen vrouwen in de Ronde: ‘Pas des biches dans mon Tour’, geen teefjes in mijn Tour. Maar ja, ik had en heb een jongensnaam, en slipte er zomaar een keertje tussendoor. Twee dagen later werd ik er alsnog uitgezet, maar het spektakel zal ik nooit meer vergeten. En ik hield er een levenslange passie voor wielrennen aan over. Logisch dat ik in 1989 als supporter langs mijn eigen weg stond. Kon ook makkelijk, want met afzettingen had ik niks te maken; ik hoefde slechts het paadje van m’n huis naar de Départementale af te lopen die er onderlangs voerde.
Toen het uur U bijna daar was, sjouwden de echtgenoot en ik wat tuinstoelen en een goed gevulde koelbox naar beneden. We hadden ons amper geïnstalleerd of er stopte een Citroën DS. Een bejaard Frans echtpaar stapte uit met de vraag of men bij ons mocht komen zitten. “Bien sûr!”, riep ik spontaan, de kritische frons van de echtgenoot negerend. Echte Fransen bij ‘mijn’ Tour, wat wilde ik zo kort na mijn entree in hun land nog meer? Terwijl de echtgenoot er een paar stoelen bij zeulde, trok ik alvast de kurk van de rosé.
“Waar zijn ze nu?”, vroeg de Fransman die zijn glas razendsnel leegde en gretig naar de fles keek.
“Momentje!” Ik sprintte naar huis, haalde de auto op en zette hem achter ons op het paadje, afgestemd op de Tourradio. “Vlakbij.”
Luttele minuten later spoot de reclamekaravaan langs. Jingles en promotiegebrul uit mega-luidsprekers spugend terwijl de flyers, sleutelhangers, klaphandjes, petjes, snoepwaren en drankblikjes ons om de oren vlogen. Ik herkende op het carnavalsmobiel van een ijsjesfirma de toenmalige Franse wereldkampioene kunstrijden Surya Bonaly, haar uitbundige décolleté vrijmoedig rond het schuifdak gedrapeerd. De DS-er naast me klapte enthousiast, de misprijzende blikken van zijn wederhelft negerend, en vertelde ‘en passant’ dat hij Thévenet nog van Hennie Kuiper had zien winnen. Dat vond ík dan weer irritant. Ik hield voor straf de kurk op de fles.
De renners zwoegden intussen nog zo’n dorp of twee verderop. Tegelijk met de helikopters van de tv hoorden we ze naderbij komen. Op het ‘moment suprème’ was er geen eenzame sterke fietser, geen koproep, zelfs geen ontsnapping; als een blok beton denderde het peloton voorbij. Boven het massieve geratel van de derailleurs uit hoorde je hier en daar een ‘merde’ en één duidelijke ‘klootzak’: er werd op positiebehoud ge-elleboogd. Binnen dertig seconden was het voorbij.
Woensdag gaan we in de herkansing. Fred Debruyne zal het niet meer meemaken. Hij werd maar 63. In 1994 ging hij dood, hij was al een tijd ziek. Hij ligt hier begraven, ook zijn weduwe bleef. En dat parkeerpleintje bovenin het dorp is een paar jaar later naar hem vernoemd. Het naambordje werd plechtig onthuld. Het bleek op z’n kop te hangen. Geminiani keek me aan en verliet hoofdschuddend de plechtigheid terwijl twee gemeentearbeiders het bordje aan het losschroeven waren. In de kroeg hebben we er nog eentje genomen. Op Fred.
Geminiani is inmiddels tegen de negentig. Als het peloton straks weer langs ratelt, nemen we er opnieuw eentje. Op Fred.

4 gedachten over “De Tour komt langs, wij nemen er eentje op Fred”

Laat een antwoord achter aan Anja Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven