De schim in het portiek

ma 11 augustus 2014

Border-Collie-5
Gisterenavond na Studio Sport vond mijn echtgenoot dat we nog best even een hapje op het dorp konden gaan eten. Ajax had gewonnen, Feyenoord met de hakken over de sloot een nederlaag weten te voorkomen, bijgevolg weinig kans op supportersruzie in de huiselijke kring, dus ik zei “ja, graag” en greep gretig de telefoon. Voor de ‘tweede zit’ rond negen uur konden we nog terecht. In ‘het seizoen’ is het zelfs in ons gehucht extreem druk qua toeristische voorbijgangers. Ik moest zelfs een paar rondjes rijden voor ik op een ver verwijderde parkeerplaats een plekje kon bemachtigen.
Terwijl we door de steile straatjes omhoog klauterden naar het centrumpje van het dorp, scharrelde er een hond langs. Een prachtige border collie, die had beslist wel een baasje, we besteedden er verder geen aandacht aan. Hij wel aan ons: na een beetje snuffelen begon hij ons te volgen. Dat mocht, we vonden elkaar wel leuk, we wisselden wat luchthartige aanhankelijkheidsbetuigingen uit. Bij ons restaurantje was ie ineens verdwenen.
Na een mooie maaltijd op een prettig terras met uitzicht op de benevelde vallei in de verte, bijgelicht door een wondergrote supermaan, dwaalden we loom weer door het labyrint van dorpsstraatjes naar beneden. Ergens halverwege sloop er een schim uit een portiek en begon ons te volgen. Eerst op een afstandje, maar al snel verkleinde hij de kringetjes die hij om ons heen liep en begeleidde ons zonder aarzelen naar de auto: de border collie, van huis uit een uitstekende herdershond, had blijkbaar besloten dat wij zijn ‘kudde’ waren. Maar ja, hoe nu?
Ik bedankte hem vriendelijk en maakte wat wegwuifgebaren: “Merci, ga nu maar naar het baasje.” Hij deed een stapje terug, wij stapten in.
“Dat was niet aardig van je”, zei mijn man gekwetst terwijl ik achteruit manoeuvreerde. “Hij had vast in willen stappen. Nu zwerft ie de hele nacht over straat, zonder eten, zonder drinken. Hij is vast gedumpt door zo’n vakantievierder. En wie weet hoe lang hij al aan het zwerven is. En wat, als ie straks onder een auto loopt?” Mijn man is erg teerhartig als het om dieren gaat en weet doorgaans mijn schuldgevoel feilloos frontaal te rammen.
Bij de laatste bocht stond ie ons op te wachten, ik remde.
“Goed. Eén kans. Als hij inderdaad instapt mag ie mee. Maar we gaan niet soebatten.” Ik dacht aan het intolerante viervoetige gespuis thuis dat een nieuwkomer beslist met veel bravoure zou afblaffen.
Mijn man zwaaide het portier open, de hond klom meteen bij hem op schoot, alsof hij nooit anders had gedaan.
Thuis brak de hel los zodra de voordeur openging: twee door hun eigen verleden getekende afdankertjes lieten hun territorium niet zomaar afjatten door een willekeurige zwerver. Maar met paaien en aaien lukte het ze aan elkaar te laten wennen; aan het begin van de nacht tolereerde men elkaar in elk geval.
Intussen waren we erachter dat hij een zij was, wel een halsband droeg maar geen tatoeage, en honger had als een paard dus waarschijnlijk al dagen aan het zwerven was.
“Morgen maar de dorpsveldwachters bellen om te kijken of iemand een hond mist”, besloten we voor we naar bed gingen. De verwachte relnacht bleef uit, het bleef zelfs verbazingwekkend rustig, en de volgende dag was er geen bank van z’n plaats gevochten en was er zelfs geen ‘ongelukje’ gedropt.
Ik belde de ‘police municipale’ en kreeg een antwoordapparaat: “Wij zijn met vakantie.”
Ik belde de gendarmerie in het grotere dorp verderop: “Nee, zeg, daar beginnen we niet aan.”
Ik belde de dierenarts: “Tuurlijk, komt u maar langs, kijken we of ie gechipt is.”
Intussen riep mijn man opgetogen vanuit de woonkamer: “Heeej, hij voetbalt! En hij geeft de bal nog terug ook!”
Ik bad in stilte dat er géén baasje zou zijn die hem -sorry, haar- zou missen. Stiekem bedacht ik een naam, voor àls…..
“Ah”, zei de dierenarts meteen bij binnenkomst, “die ken ik, da’s een weglopertje, die zie ik zo eens per maand. Voor de zekerheid las ze de puce uit: “Ja hoor, dat is Vanille.”
Ze belde het baasje en kreeg een antwoordapparaat, wij kregen Vanille mee, plus het telefoonnummer van het baasje, dat op nog geen steenworp afstand van ons bleek te wonen.
Tegen lunchtijd was het raak, een mannenstem belde dat ie ‘dat beest’ wel kwam halen. En tegen het eind van de middag kwam de onvermijdelijke klop op de deur: een vermoeid ogend moedertje met peuter op de arm meldde dat ze voor Vanille kwam. Haar man had het huis niet kunnen vinden.
Het klonk ongeloofwaardig. Net als de rest van haar verhaal. Er was blijkbaar geen enkele moeite gedaan om de hond terug te krijgen.
“Misschien moeten we toch maar eens zo’n penning kopen, voor aan de halsband”, verzuchtte ze. “U moest zeker langs de dierenarts? Ja, dat doet niet iedereen. Nou, bedankt dan maar.”
Ze slofte terug naar haar auto. Vanille slofte achter haar aan, en keek naar mijn smaak net iets te vaak om.
Ik voelde de arm van mijn man om mijn schouders. “Die komt wel terug.”
En hij had het niet over het baasje van Vanille.
Belachelijke naam trouwens, voor een pikzwarte hond. Die van mij proefde een stuk beter. Maar ja.
On verra.

18 gedachten over “De schim in het portiek”

  1. Ineke van Straaten

    Als Vanille weer komt, niks zeggen en gewoon houden. De naam op zich vind ik niet vreemd heb een pikzwarte bouvier gekend die Neige heette.

  2. Hallo Renee, met veel plezier lees ik jouw korte verhalen en ik geniet van de beeldende manier waarop jij de karakters en de omgeving beschrijft. Het zet mijn fantasie aan het werk en voor ik het weet, staat er een stukje verhaal op papier. Je manier van schrijven inspireert mij en ik volg je graag. Heel veel groeten Aalydia Koning.

  3. herken de gevoelens van je echtgenoot
    als ik mijn hart volgde nam ik elke zwerf-/ asielhond/kat op in mijn huis/tuin/leven
    kan absoluut niet tegen dierenleed
    ben erg tegen de doodstraf …………
    maar wanneer iemand een dier iets aandoet sta ik niet meer in voor m’n principes.
    (en ja, voor de onvermijdelijke vragensteller: wij zijn vegetariër)

  4. en zou je niet overwegen om hem te gaan halen ???….of zo ‘toevallig’ eens passeren en vragen hoe het ermee is , en zeggen dat je zo een hond zou willen…& hopelijk zeggen ze dan : neem hem mee…

    1. Toevallig passeren zit er niet in Nancy; een steenworp afstand is hier nog altijd een paar kilometer, aan de overkant van een drukke departementale. En ik het quartier waar de hond woont, daar komt een vreemde auto niet ‘zomaar’ langs….. Maar lief dat je meedenkt.

Laat een antwoord achter aan Renée Vonk-Hagtingius Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven