Even snel naar de tabac en langs de épicerie, aperitiefje in de dorpskroeg, de keuken in om een vlugge lunch in elkaar te flansen en hup, weer aan het werk.
Dacht ik. Niet dus. Midden op het dorpspleintje stuitte ik op een stoet. Een lange stoet, die zich vanaf de kerk bovenin het dorp naar het onderaan de dorpsrand gelegen kerkhofje slingerde. De luiken van de tabac, de épicerie en de kroeg waren gesloten, de neringdoenden stonden er voor, de handen devoot voor de schoot gevouwen. ‘Begrafenis, tuurlijk!’ schoot het door me heen terwijl ik bedeesd afremde, zachtjes de kant in manoeuvreerde en de motor afzette. Zo gaat dat hier nog steeds op het platteland; respect voor de doden. Pas als de stoet voorbij is gaan winkels, restaurants en kroegen weer open en hervat de normale negotie zijn loop, met name in de kroeg. Maar terwijl de luiken links en rechts omhoog ratelden bleven die van het café potdicht. Waaróm, vertelde de tabagiste: de dode was de broer van de kroegbazin. Ziek, te jong gestorven, het hele treurige verhaal. Dus vandaag geen apéro op het terras. “Maar morgen gaat ze gewoon weer open hoor. Hoogseizoen, ze moet wel.” Ook treurig.
Terwijl ik terugreed moest ik denken aan een ander sterfgeval, in m’n beginperiode hier zo’n kwart eeuw geleden, in m’n ‘oude’ dorp. Ook daar luiken dicht, commercie gesloten terwijl de stoet langstrok. Maar in dit geval was de kroegbaas verplicht bij de begrafenis aanwezig te zijn. Niet dat hij de dode goed gekend had, maar het was een notabele dus hij kon er maar beter bij zijn met het oog op de dorpsverhoudingen. Hij had die ochtend tijdens ‘l’heure de l’apéro’ al een paar keer schichtig op zijn horloge gekeken, het ‘uur U’ naderde, en de vaste clientèle maakte niet echt aanstalten om het hijspaleis te verlaten. Vlak voor de stoet langs zou komen gingen de laatste doordrinkers op huis aan voor de lunch. Maar op het terras bleven een paar luidruchtige toeristen halsstarrig zitten, zich niet bewust van de naderende dodengang. De kroegbaas probeerde het uit te leggen maar zijn Engels was net zo slecht als hun Frans, dus het bleef bij niet-begrijpend knikken. In wanhoop kwam hij het café weer in waar wat vrienden, de echtgenoot en ik net het laatste slokje uit het laatste glas achterover klokten. “Vous parlez leur langue non?” priemde hij met een zenuwachtige wijsvinger naar ons, “donc…”
We legden het de Amerikanen uit. Ze vertrokken bedremmeld, in een rouwstoet hadden ze overduidelijk geen trek. Als dank wierp de kroegbaas ons de sleutels toe: “Met een uurtje ben ik weer terug, drink gerust wat op mijn kosten. Maar wel binnen blijven hè, en de ‘grille’ (het café had geen luiken maar een traliehek) dicht.” Het werd zo’n beetje het leukste kroeguurtje dat we in lang hadden meegemaakt. Natuurlijk toonden we ons respect en stonden we netjes voor de deur toen de stoet langskwam. Maar het kerkhof was een heel eind weg, en de kroegbaas nog lang niet terug, dus we namen er eentje. Eerst op een mooie hemelvaart voor de dode, toen op de gezondheid van de kroegbaas, daarna op het geluk dat ons ten deel was gevallen. En daarna zijn we de tel een beetje kwijt geraakt. Halverwege of zo kwamen de Amerikanen nog wel even terug en gluurden door de grille om te kijken of er alweer normaal geschonken werd. We hieven ons glas in hun richting en schudden van nee.
Pas toen de kroegbaas aan zijn eigen grille kwam rammelen deden we open. Hij bekeek ons méér dan achterdochtig. De Amerikanen stonden achter hem op het terras met de armen over elkaar geslagen te wachten.
“Geen problemen?”
“Mais non, pas du tout,” lalden we meerstemmig.
Hij bond zijn schort voor en snelde het terras op om de Amerikanen van verse drankjes te voorzien. Ook wij namen er nog eentje. Uit respect voor de doden vanzelfsprekend. En voor eigen rekening; ook voor een gulle kroegbaas moet je respect hebben.
Dit bericht delen op:
Heerlijk verhaal
. Doet mij aan vroeger denken op Scheveningen sloten ze
Dit sluiten betekende dat er keurig wit gestreken lakens voor de ramen hingen.En pas weer werden weggehaald als er begraven was.
Mooi ook zo in jullie Franse dorp dat respect voor de doden
En een geweldig slot aan dit verhaal. santé op de doden…
Ook mooi Leni. En inderdaad, chinchin op de doden.
mooi om van een op zich zo treurige gebeurtenis zo’n sprankelend verhaal te maken
ja, het is toch ook de ultieme droom van iedere levensgenieter om, al is het maar één keer, in alle vrijheid, niet gehinderd door tusssenkomst van de kastelein een kleine expeditie ACHTER zijn toog te kunnen ondernemen.
aan allen : sweet dreams
maaike
Merci Maaike. Maar zo’n verhaal maakt zichzelf. Ik was er alleen maar een (klein) onderdeeltje van. Maar eerlijk is eerlijk, het was goed toeven in/achter de bar ;-]