“NEE! Je kríjgt geen geld!”
De grote bek die de klant voor me aan de balie van het minipostagentschapje in m’n tegenwoordige dorp kreeg, was tot buiten te horen. Kon ook bijna niet anders, hittegolf, deuren open. Maar toch.
De oude man aan het loket gaf geen krimp. Leunend op zijn kruk enerzijds en de demarcatielijn die de balie vormde tussen hem en de onwillige postbeambte anderzijds, zette hij nog eens uiteen dat hij gewoon het spaarbankboekje van z’n moeder wilde verzilveren.
“Kán niet”, zuchtte de postbeambte. De hoge toon had hij laten varen, er leek doffe berusting voor in de plaats gekomen; blijkbaar was de discussie al geruime tijd gaande vóór ik argeloos binnenstapte.
“Dat boekje ís niet van jou, da’s van je moeder.”
“Maar die is dood.”
“Daarom.”
“Wat nou ‘daarom’?”
“Dan kun je er dus niet aankomen, want daar heeft ze geen toestemming voor gegeven.”
“Maar dat kan ze toch niet meer? Ze is dood.”
“Dan had ze je een volmacht moeten geven voor ze dood ging.”
“Ze wist niet dat ze doodging. Ze wist niet eens meer dat ze er nog was. Complètement gaga.”
‘Net als jij’, zag je de postbediende denken, maar hij zei het niet.
In plaats daarvan legde hij nog één keer de procedure uit.
Moeder had een ouderwets postaal spaarbankboekje, met een appeltje voor de dorst. En omdat zij – en zij alleen – de enige legitieme spaarbankboekjeshouder was, kon er ook helemaal niemand anders iets bijschrijven of afhalen. Moeder overlijdt, zoon erft spaarbankboekje. Maar de centjes zijn onbereikbaar want moeder heeft hem nooit een volmacht gegeven om er geld vanaf te halen. Punt uit.
“Maar ’t is nu mijn geld”, herhaalde de man met de kruk nog maar eens, “ik heb het boekje geërfd.”
“Maar je hebt geen volmacht van je moeder”, verzuchte de baliebediende voor de zoveelste keer.
De hele discussie dreigde zich opnieuw te herhalen, tot de krukkenman op een briljant idee kwam. In elk geval in eigen waarneming. “Dan geef jij me toch gewoon die volmacht.” We kènnen elkaar. Jij wéét dat ik de zoon van m’n moeder ben.”
“Gáát niet. Dat moet officieel, ik bèn niet officieel.”
Ik had bijna iets gezegd, maar hield nog net op tijd m’n mond; sommige grappen moet je niet maken en al helemaal niet over bijna wegbezuinigde postkantoorbeambten in vrijwel uitgestorven dorpjes. Niet, als je nog deze dag een paar postzegels wilt scoren.
Krukkenmans gaf het nog niet op. En begon alle dorpsgenoten op te noemen die ook zouden kunnen bevestigen dat hij de zoon van zijn moeder was.
De postman gaf toe dat het halve dorp hem kende “maar daar neemt de overheid geen genoegen mee. Heb je dan op z’n minst een overlijdensakte?”
“Tja, dat zou ik in het zorgtehuis in de grote stad moeten vragen, daar is ze doodgegaan.”
“Ga die dan halen!”
Er werd nadrukkelijk nagedacht.
“Kan dat niet telefonisch? Ik heb geen auto…”
“Nee, moet persoonlijk.”
“En als ik die verklaring heb, wat dan?”
“Dan ga je daarmee naar Toulon, de hoofdstad van het departement, naar de préfecture. En dan neem je ook het spaarbankboekje mee, en je identiteitsbewijs…”
“Ik heb geen identiteitsbewijs…” mompelde de oude krukman er zachtjes tussendoor…
“En dan laat je officieel bevestigen dat je moeder dood is en dat jij de erfenis hebt geaccepteerd. Dat bewijs – zal wel een maandje of wat duren voordat je dat krijgt – moet naar de hoofdadministratie van La Poste. En op zeker moment krijg je dan bericht dat het boekje op jouw naam is overgeschreven. En met dat bewijs kun je dan weer hier komen om je centjes op te halen.”
“Kan dat allemaal ook gewoon per post? Ik heb geen auto…”
“Nee, je moet persoonlijk verschijnen.”
Ik zag de raderen draaien bij de krukmeneer. Langzaam daalde er een zeker besef in. Het besef dat hij hier te maken had met een ambtelijke molen die er per definitie op uit was hem te vermalen. En dat dat ging lukken ook.
“En wat gebeurt er met moeders centjes als ik dat allemaal niet voor mekaar krijg?”
“Dan vervallen ze aan de staat.”
“La suite! Madame?” wenkte de postbaliër me resoluut nader terwijl de oude man op z’n kruk steunend hoofdschuddend het pand verliet.
Ik durfde al bijna niet meer om die paar lullige postzegeltjes te vragen.
Dit bericht delen op:
Kleurrijke gebeurtenis, leuk neergezet, je ziet het helemaal voor je!
Klopt, ik zag het ook helemaal voor me ;-] Merci Kits!
arme man, hoop dat het goedkomt, franse burocratie.
Ik denk dat nog wel een tijdje zal duren Lois, àls het al goedkomt…
Tja, de Franse ambtenarij….. Wij hebben begin dit jaar afgesproken om voor een bedrag-X een stuk grond naast ons huis erbij te kopen. De eigenaar stond er op dat bij de papieren een bouwvergunning werd gedaan waar hij voor zou zorgen. Wij nog van ‘hoeft niet, we gaan niks bouwen en over de prijs zijn we het toch eens’ maar nee, hij moest en zou. Gevolg? Na veel heen en weer gemail tussen notaris, verkoper en wij is het nu zo dat er door het cadastre een onderzoek is gestart waarom hij een stuk grond verkoopt mét bouwvergunning terwijl hij en de kopers geen bouwplannen hebben. Hij baalt als een stekker. Ons maakt het niks uit, het is niet dat we morgen aan de slag willen met de aanleg van de (moes)tuin. We wachten dus rustig af, ben benieuwd hoe dit gaat aflopen…
Dat was inderdaad niet erg slim van die eigenaar Arie. Hoor graag hoe het afloopt.
Mooi verhaal Renée. Ik zie het helemaal voor me. Ja. Ambtelijke molens draaien langzaam. Alles volgens de regels. Ook in NL. Ik ben nu al een tijdje met de Belastingdienst bezig. Dat schiet ook niet erg op. Bon journée.
Dan wens ik je heel veel sterkte Jan!
Ja zo gaat dat in Frankrijk, maar ook in Nederland en veel andere Europese landen. Overal heb je een verklaring van erfrecht nodig om tegoeden van een erflater op te nemen…
Leuk dat die meneer alle dorpelingen opnoemt die zijn zoonschap kunnen bevestigen, maar kennelijk ontgaat hem de kern van de
zaak: de formele bevestiging van zijn erfrecht.
Eigenlijk had je erbij moeten zijn Henri. Dan had je vast wel gezien dat ‘de kern van de zaak’ hem waarschijnlijk nooit zal bereiken…
La vie, c’est dure! Pauvre krukkemeneer.
Precies. Wat je zegt Cora.