De notre

do 2 februari 2017

fillon

 

“Of we het gesnapt hadden van Fillon”, vroeg de verdwaalde Parijzenaar die op weg naar de Côte d’Azur blijkbaar een verkeerde afslag had genomen en per ongeluk onze kroeg binnenviel. Dat laatste moet je letterlijk nemen: er ligt een halsstarrig opstapje voor de deur dat al menigeen riant naar binnen heeft doen tuimelen, en naar buiten heeft laten struikelen. Ook broodjenuchter; ’t zit ‘m gewoon in dat ongelijkmatige stenen obstakel.
De Parijzenaar had zich halverwege zijn zeiltocht aan de toog vast kunnen grijpen en was veilig op één van de drie krukken beland die daar de wacht hielden. Verlegen met zijn houding deed hij een poging tot conversatie met de vaste clientèle, die op dat moment bestond uit de kroegbazin achter de tap, en de achter het enige kroegtafeltje en een stapel kranten verscholen oude antiquair van het aanpalende winkeltje, die zijn openingstijden graag afstemde op die van het dorpscafé omdat het daar nou eenmaal aangenamer wachten was op klanten die nooit kwamen.
Ik viel net binnen toen die vraag afwachtend in de lucht hing. En schoot in de lach. Dom. Drie paar ogen keken mij verwachtingsvol aan. “Nou”, begon ik zuinig, “ik denk niet dat ie het gaat redden. Als je bekend staat als ‘meneer onkreukbaar’ en half Frankrijk meent dat je de volgende president gaat worden…, als zo’n kritisch blaadje als Le Canard Enchainé dan boven tafel haalt dat je je echtgenote – die nog nooit een spat zou hebben uitgevoerd en zelf ook beweert ‘altijd alleen maar huisvrouwtje te zijn geweest’ – bijna 900.000 euro hebt laten verdienen als je assistente, terwijl je zoontjes ook een leuk zakcentje van zo’n 83.000 uit de staatskas kregen voor juridische adviezen terwijl ze nog niet eens droog achter de oren waren, dan lijken me je dagen wel geteld.”
De Parijzenaar keek weifelend, de antiquair haalde de schouders op en zei: “Et alors?” En de kroegbazin snoof verontwaardigd. “Die man heeft toch groot gelijk? Heeft iemand eens een baan waarbij ie wat voor z’n familie kan doen, is het weer niet goed! Maar wel met z’n allen vreemdelingen binnenhalen die op onze zak teren!” “Nee nee”, voegde ze er vergoelijkend aan toe, ik keek blijkbaar verschrikt, “jij niet, jij werkt.” De Parijzenaar knikte instemmend.
Ik voelde glad ijs. Nepotisme en vriendjespolitiek zijn hier nogal gewoon. Laten we zeggen dat de gunfactor hoog ligt als je goed ligt, of goeie relaties hebt. En zo niet, dan kun je beter je mond houden tot je je een betere positie hebt ingelikt. Of gekocht, dat werkt ook.
Maar wat ik niet snapte was dat ze zo’n elitair type uit overheidskringen verdedigde. Ik weet niet beter dan dat hier in de Provence alles dat op de landkaart boven Montélimar ligt, bij ‘Parijs’ wordt ingedeeld en derhalve als de vijand wordt beschouwd. En ik wou beginnen over Cédric Herrou, de anarchistische boer uit de Vallée de la Roya uit ons buurdepartement Alpes-Maritimes, die keer op keer wordt opgepakt (en weer vrij gelaten) omdat hij vluchtelingen helpt die de grens zijn overgestoken. Typisch iemand die ook hier als een held wordt gezien omdat hij het gezag ondermijnt.
“Mais…,” begon ik. Met een handgebaar legde ze me het zwijgen op. Ik kroop met m’n ‘petit coup de rouge’ en een uitdeelglaasje achter de kranten bij de antiquair.
Toen de Parisien weg was schoof ze bij ons aan en boog zich vertrouwelijk naar me toe: “Tu”, prikte ze me tegen de schouder, “es de notre, je hoort bij ons. Maar je moet nog veel leren. Is er vreemd volk over de vloer, dan ben je het altijd met ze eens. En over ons hoeven ze niks te weten. Capiche?”
“Capiche”, gesnapt, op z’n Corsicaans, maar ik had het gesnapt. Bij de volgende langszeilende buitenstaander houd ik me voorbeeldig aan de lokale omerta.
On est de notre, niet waar?

9 gedachten over “De notre”

  1. jaaa haha deze Voel ik
    onttrekt me altijd een brede ons-kent-ons grijns
    die vreemden moet je niet wijzer maken
    pas dan blijft het (goed)
    zoals het is

  2. Mooi verhaal. Klopt. Gebeurt in NL ook. Ik kom uit Haarlem, moet voor mijn werk naar Limburg (Heerlen) en heb daar een paar jaar gewoond. Met een Limbo alleen praten gaat nog, maar als er meerdere Limbo’s zijn, gaat men automatisch op dialect over. Moet ik weer roepen: “hallo, ik ben er ook nog”. En ik bleef daar altijd “Hij van boven”. Hetgeen dus wil zeggen dat ik van boven de rivieren ben. Maar, ik heb ook lieve familie in Maastricht wonen.

  3. Dan is er veel veranderd de laatste 20 jaar.
    Ik,woonde destijds niet zo heel ver van Heerlen en er werd in Heerlen praktisch door iedereen Nederlands gesproken, oftewel: Huilands, niet om aan te horen, tenenkrommend.
    En dat kwam door de grote toevoer van werknemers van boven de rivieren, i.v.m. De mijnen.
    En wilde je er een beetje bij horen, dan probeerde je te converseren in het Nederlands.
    En als je enkele jaren in Limburg woont, versta je toch zeker dialect.
    Wij worden toch ook geacht Frans te spreken, als je in Frankrijk woont, kwestie van integreren en aanpassen.
    Capiche?
    Goed weekend Renée,
    Jacqui.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven