Open het dorp-dag

do 30 maart 2017

Altijd leuk, zo’n eerste echte ‘open het dorp-dag’. Ik bedoel, vandaag was het zo’n fantastisch mooie dag dat het dorp besloot uit de winterslaap te kruipen, waardoor niet alleen de kroeg de parasols ineens op het terras had staan, maar zelfs de champêtre in korte mouwenpolo liep te folderen (beetje bijverdienen, van zijn officiële maandvergoeding redt ie het niet), en de tamelijk omvangrijke tabagiste ineens met fluoriserend neonrood namaakhaar over straat ging. En korte broek, en enkellaarsjes maar daar durfde ik echt geen foto van te maken. Bovendien, ik zat net lekker aan een terrastafeltje van het kersvers heropende snacktentje van de half-Amerikaanse, die het ineens over de Thaise boeg bleek te gooien: loempiaatjes, curry, saté, bao, maar gelukkig ook nog de vertrouwde fish & chips uit het vorige seizoen waarop m’n Engelse ex-buren regelmatig als vliegen op de stroop afkwamen. Ik moet ze met spoed bellen.
Met een karafje huiswijn van ‘onze’ cave op loopafstand, zat ik helemaal goed.
Nou ja, bijna. Op weg naar het dorp had ik frivool alle raampjes van de voiture opengedraaid. Net een dikke griep achter de rug dus ff lekker doortochten leek me een goed plan. Geheel verfrist en met verwarde stormcoupe stapte ik op het lokale parkeerterrein uit de auto en begon aan de beklimming naar het dorpsplein, voor mijn gevoel van minstens 50 meter onder NAP naar lichtere luchtlagen, want die parkeerplaats ligt letterlijk onder aan het dorp. En de champêtre zorgt er wel voor dat je niet stiekem op de enige invalidenparkeerplek tegenover het café gaat staan; klimmen dus. Boven aangekomen, vond de echtgenoot het nodig om iets over de ‘stormcoupe’ te zeggen.
“Bon, maak ik meteen een afspraak bij de kapper.” Ik stak het straatje over en keek tegen een geblindeerde gevel aan, met een briefje op de dichte luiken: ‘van 28 maart tot 10 april gesloten wegens conjée annuelle’. Heb ik weer. Heel het dorp heropend, kapper dicht. Niet dat die kapper ergens over gaat, maar een centimetertje of twee recht afknippen van de achterste manen, daar waar ik er zelf niet bij kan, is doorgaans geen probleem.
“Doe ik het wel”, bood de echtgenoot spontaan aan. Hij kan nog geen papiertje doormidden knippen, maar het was lief bedoeld. En ’t werd lentefeest, zo aan dat tafeltje met uitzicht op het château aan de overkant en de eerste Engelstalige toeristen aan het belendende tafeltje. De half-Amerikaanse verontschuldigde zich bij hen, bij ons, voor de voortdurend neerdalende ‘pollen’ uit de hoge, oude platanen die boven het terrasje uittorenden, en veegde ze zinloos weg met een doekje, elke keer dat ze ons tafeltje passeerde.
Ik herinnerde me een vergelijkbare dag uit een ver verleden. Er was Hollands bezoek over de vloer, we gingen naar ons (vorige) dorp voor een drankje en wie weet een hapje; die dingen regelen zichzelf. Net als hier en nu, hingen er knoestige stekelbollen in de platanen, die in dit seizoen zo’n beetje openbarsten en voor prikkelige pluisjes zorgen waar je maar net tegen moet kunnen. Ik ben godlof niet allergisch, maar er viel toch een forse regen in de glazen, op de borden, en in de bloes; dat kan vervelend jeuken op plaatsen waar je in het openbaar niet wilt krabben.
“Tering!” vroeg een van de Rotterdamse gasten destijds, “wat is dat voor zooi?”
“O, dat zijn platagnes”, zei ik nonchalant, “zoiets als kastagnes, maar dan net even anders.” Ik vond het zelf wel aardig gevonden.
Hij vond het maar niks. Hij was toch al wantrouwig geworden toen we die ochtend op ons eigen terras van het ontbijt genoten en zijn echtgenote – zo vroeg nog zonder bril – me had gevraagd wat dat toch voor vogels waren, die daar zo stilletjes in de dennen rondom het huis zaten. “Plakvogels” had ik gemelijk geantwoord terwijl ik voor de zoveelste keer de ontbijtrotzooi zonder hulp achter ieders kont opruimde.
Hij was het gaan controleren en kwam terug met de conclusie: “Dat zijn dennenappels!”
“Nou, zie jij ze vliegen dan? Daar had je geen laddertje voor nodig hè.”, kon ik niet laten in onvervalst Rotterdams te antwoorden. Het is nooit meer goed gekomen. En ik heb ook nooit meer een nieuwe vogelsoort verzonnen; zijn er hier spontaan al genoeg van.
Maar een mooie middag werd het intussen wel vandaag. Prima adresje van niks, waar je de hele herfst en winter voor een gesloten deur staat, maar dat dan ineens weer open bloeit als de eerste zwaluwen laag over scheren en je als vanzelf ‘Le printemps est arrivé’ gaat zitten neuriën terwijl je de echtgenoot nog maar eens in tapt uit de karaf rosé en na tweeënhalf uur aan tafel tevreden afdaalt naar je auto op die parkeerplaats daar beneden en vrolijk bedenkt dat andersom beslist lastiger zou zijn geweest. De echtgenoot haalde de autosleutels tevoorschijn. En overhandigde ze – op verzoek – galant. “Als jij dan maar beter rijdt dan dat je zingt…”
“Of dan dat jij knipt”, mompelde ik geheel in de stemming.
Thuis het antwoordapparaat van de kapper ingesproken. Komt goed, die zomercoupe. En de zomer ook.

9 gedachten over “Open het dorp-dag”

  1. dank je wel voor dit alwéér zàlige artikel Renée! Ik blijf er van genieten van je schrijfsels! En dat we nog héél dikwijls de lente mogen beleven in de Provence hoor ..Maar Vive le Printemps klinkt zoveel mooier alweer!
    En laat je halve trouwboek je haar niet verprutsen hé en wacht gewoon tot de kapper weer verrijst na zijn welverdiende vakantie….liefs! xxx

      1. haha Renée, dit is weer zo’n typisch Vlaamse uitdrukking waarvan ik al wel vermoedde dat je ze niet kende, dus bij deze is je uitgebreide woordenschat alweer wat groter geworden! grts x

Laat een antwoord achter aan Renée Hagtingius Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven