Moest vanmorgen even op het gemeentehuis zijn voor wat administratief gezeur, gewoon aan de balie te regelen: handtekening, stempeltje en hup naar het terras voor een apéro. Maar ik had pech vandaag, achter de balie zat Haarlem. Zo heet ze niet, maar sinds deze ambtenaresse er lucht van gekregen heeft dat de echtgenoot daar zijn oorsprong heeft liggen, barst ze zodra ze een van ons gewaar wordt, steevast los in een lofzang op haar ‘absoluut favoriete stad’. Ze is er een keertje met vakantie geweest.
Ik dacht haar dit keer voor te zijn door over de Notre Dame te beginnen, hoe erg het wel niet was, kostbaar verloren erfgoed, de natie in rouw… “Tja”, mompelde ze, “jammer wel.” En begon over Haarlem. Een goed half uur later had ik stempel en handtekening op m’n papiertje en zeeg ik sufgeluld neer aan het tafeltje van de echtgenoot op het caféterras. Hij wees op zijn zo goed als lege glas en trok een wenkbrauw op.
“Haarlem”, zuchtte ik.
Hij knikte begrijpend. “Ah, Haarlem.”
De kroegbazin betoonde zich minstens zo begripvol en kwam gezwind aangesneld met een vers glas, een kannetje rosé en een bakje ijsklontjes.
Ik nam de gelegenheid te baat en vroeg wat zíj er wel van vond, van die Notre Dame-ramp. Die maandagavond had ook ik met verbijstering voor de tv gezeten toen het ondenkbare gebeurde: ‘de ziel van Frankrijk’, zoals de verslaggever het verwoorde, ging voor je ogen in vlammen op. De torenspits stortte onder kreten van afschuw van het toegestroomde publiek in. Parijzenaars gingen biddend, zingend en huilend over straat. Brandweerlieden deden dappere pogingen de laaiende vuurzee onder controle te krijgen, sommigen raakten gewond. De speculaties waren al gauw niet van de lucht, ook al zei een deskundige dat de oorzaak waarschijnlijk ‘een ongelukje’ was geweest. Intussen vertelde een snikkende aannemer op camera dat ‘heus, echt’ al zijn personeel al naar huis was toen het dak van de kathedraal vlam vatte. De president kwam live een kijkje nemen en hield een gezwollen verkiezingsbetoogje met een heuse snik in de stem. Kortom, een drama.
“Une drame, une drame…” schokschouderde de kroegbazin. Jawel, het was me wat. Natuurlijk, doodzonde van die mooie kerk. Maar had Macron niet gezegd dat alles over vijf jaar gerepareerd zou zijn? “Enneh, geld zat hè. Al die rijke stinkerds trekken nu ineens de knip, want cultureel erfgoed en zo. Tuurlijk joh, al die donaties: lekker wèl voor 90% van de belastingen aftrekbaar. En die lui betálen al helemaal geen drol! En als ze toch zwemmen in het geld, laten ze dan liever wat aan de ménsen geven. Die hebben het harder nodig dan die stapel stenen.” Ze wees met een hoofdknik naar de stokoude antiquair die zat te knikkebollen voor zijn schaars met incourante troep gemeubileerde winkeltje, waarvan hij elke ochtend tevergeefs de deur opendeed in de hoop op klanten die nooit kwamen. Van zijn schamele uitkerinkje kan hij amper rondkomen, het dorp helpt hem zo’n beetje overleven. De kroegbazin ‘vergeet’ doorgaans zijn bescheiden consumpties in rekening te brengen.
“En het kwam ‘monsieur le president’ maar wat goed uit, die brand, anders had hij met een serieus verhaal moeten komen maandagavond. Nu kon hij z’n toespraak lekker uitstellen. Maar geloof maar niet dat de gele hesjes het opgeven. Er is nog niks bereikt,” foeterde ze obstinaat, handen in de zij, in afwachting van m’n antwoord.
Ze had een punt. Wel drie eigenlijk. Het is erg, van de Notre Dame. Maar er is erger leed in Frankrijk, menselijk leed. Het is waar dat een donatie aan de ‘trésor publique’ die over nationaal erfgoed gaat, wel tot aan 90% belastingvoordeel kan opleveren. En het is ook waar dat deze historische brand – hoewel Macron roept dat dit nationale drama heel het volk verenigt – de verdeeldheid en de kloof tussen arm en rijk, tussen stad en platteland, er niet kleiner op maakt. De polemieken woeden al in de nieuws- en op de sociale media, de eerste gele hesjes-acties zijn alweer aangekondigd.
Ik knikte. Ze keek naar de echtgenoot, die knikte ook. “Van het huis”, zei ze met een tevreden blik op het kannetje rosé dat intussen flink wat van de smeltende ijsblokjes nodig zou hebben om nog drinkbaar te wezen.
“Van ons”, wees ik naar de antiquair voor zijn winkeltje, die al geruime tijd naar zijn lege glas zat te staren. “Maar niks zeggen hè.” De kroegbazin grijnsde breed.
Even later zagen we de antiquair nippen van een verse ‘tomate’ (pastis met grenadinesiroop) en er een verfrommelde Gitanes bij opsteken.
Historisch erfgoed moet je koesteren.

5 gedachten over “Nuchter dorp”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven