Ik moest iemand wegbrengen naar het vliegveld van Nice. Dat is mijn hobby niet. (Ophalen trouwens ook niet, lees hier maar.) Dus de tijd maar weer flink ruim en de echtgenoot meegenomen. We wonen niet om de hoek, een file heb je zó opgedaan, dus half negen op weg voor de vlucht van tien over twaalf is geen overbodige luxe. Het viel mee met de opstoppingen onderweg, slechts bij één tolpoortje een stoethaspel die z’n muntjes op de grond liet vallen en ze op z’n gemakje bijeen ging zoeken tot de bestuurder van de auto achter hem uitstapte en nijdig een eurootje of wat in de trechter gooide waardoor de slagboom openklapte en iedereen door kon. Of ze het later nog hebben verrekend weet ik niet, we zijn fluks doorgereden. De ‘trafic info’ van Vinci Autoroutes op de radio gaf alleen een pechgeval in de tunnel van Toulon en iets van een file bij Aix-en-Provence door: vrij baan, het kon niet mooier. Meer dan riant op tijd arriveerden we bij de afslag naar Terminal 2, waarvandaan de visite zou vertrekken. File. Vast. Zeg maar gerust muurvast, er zat ook het kwartiertje daarna geen beweging meer in.
“Ik ga wel even kijken”, probeerde ik iedereen aan boord gerust te stellen, maar intussen begon ik zelf ook knap nerveus te worden. Na een stevig stuk lopen trof ik aan de kop van de dubbeldikke file een eskadron taxichauffeurs die hun wagens dwars over de weg geparkeerd hadden en die beschaafd doch gedecideerd iedereen tegenhielden die de vertrekhal wilde bereiken. Een onaangekondigde blokkade omdat ze het zat waren klanten en inkomsten te verliezen aan het almaar groeiende leger van VTC’s (Véhicules de Tourisme avec Chauffeur) die volgens het Uber-modelletje door iedereen met een rijbewijs en een appje voor taxietje mogen spelen. Zonder peperdure taxi-vergunning, rijtijdenbesluiten, concurrentiebedingen en ander bureaucratisch ongemak. “Nous sommes en colère”, verklaarde de keurige meneer die ik aansprak. Ik kon het me voorstellen. Maar ik wilde ook wel heel graag mijn visite op tijd voor vertrek en in veilige handen afleveren. Er is wat assistentie vereist, dan moet je dus écht heel erg op tijd zijn. De keurige meneer bleek een heer: hij creëerde een gaatje in de file, liet ons ontsnappen en wees hoe we via ‘kiss & fly’ toch bij het hoofdgebouw konden komen. Dat gaf nog even een dingetje. Voor ‘kiss & fly’ moet je een toegangskaartje trekken bij de ingang van die speciale rijbaan, dat lever je – inclusief betaling – weer in bij de slagboom aan het eind van het traject. Parkeren kon je vergeten, daarvoor moest je in dit geval het halve vliegveld over naar Terminal 1. De visite en ik stapten uit, de echtgenoot zou doorrijden en te voet proberen op tijd terug te zijn voor het afscheid. Moest kunnen, we waren ruim op tijd tenslotte. Tevreden over zoveel mazzel en welwillendheid van de ‘taxistes’ loodste ik de visite naar de incheckbalie, waar amper een rij stond. ‘Nog meer mazzel’, dacht ik opgewekt. Dat was snel over. De op dit vroege uur reeds als Lady Gaga opgeschilderde dame achter de balie was van de pietlutterij: er stond op de aanvraag voor assistentie dat er een rolstoel gewenst werd. “Of dat zo was?” Ze bekeek de visite die gewoon naast me tegen de balie geleund stond, van top tot teen.
“Nee hoor”, zei de visite spontaan. Ik ging ter plekke dood. Nee, een rolstoel is niet echt nodig, maar hulp om bij het vliegtuig te komen wel. En dat vakje kun je niet aanklikken bij de reservering, want dat bestaat niet.
“Nou”, zei ik zo mild mogelijk, wat niet mijn sterkste eigenschap is en al helemaal niet ’s ochtends vroeg op een vliegveld voor een balie met een rel in wording: “Un bras (een armpje) kan ook wel.”
“O nee”, dat kon helemaal niet. Dat moest veranderd. Ze rammelde op haar toetsenbord, keek op haar scherm, zuchtte en steunde, en kreeg het niet voor elkaar om een niet bestaande code in de reservering te rammen. Er werd gefluisterd met de collega links, de collega rechts, de rij achter ons groeide aan. Er werd een chef bij geroepen, het ritueel herhaalde zich.
“Is het misschien een idee om het maar zo te laten”, opperde ik, “zeggen we gewoon tegen de assistentie dat die rolstoel niet echt nodig is?”
De chef vond het een briljant idee: “Doen we!” Hij greep de telefoon en meldde de assistentie dat die rolstoel wel achterwege kon blijven. We kregen een stoeltje in de hal bij bordje nummer zoveel toegewezen waar we mochten wachten tot m’n visite opgehaald zou worden.
Ik installeerde de logé en ging een flesje water voor ons kopen bij de snacktent er vlak achter. Peperduur uiteraard – alles op een vliegveld is peperduur – maar als ik met een tientje betaal, wil ik niet van vijf euro terugkrijgen. Dat zei ik ook tegen het snackmeisje dat me prompt van een wisseltruc verdacht. Er kwam een collega bij, en tenslotte een chef; ik was in de stemming. Hij ging het nakijken, ik ging naar mijn visite. Even later kwam hij persoonlijk vijf euro plus wat wisselgeld brengen, met excuses. Ik nam ze met een brede grijns in ontvangst, en legde aan de inmiddels teruggekeerde echtgenoot uit wat me nu weer was overkomen. Nou, daar kon hij probleemloos tegenop. Bij het verlaten van de ‘kiss & fly’ ging de slagboom niet open wegens geen kaartje. “Dat zat in jouw portemonnee. Ik heb net zolang op de knop van de automaat gedrukt tot ik contact kreeg met iemand van de ‘depannage’, die uiteindelijk de slagboom opendeed omdat de file achter me echt te lang begon te worden.” Ook op Terminal 1 was het chaos geweest, maar met de hulp van een – alweer – aardige taxichauffeur had hij een plekje op een nog niet volgestroomd parkeerterrein toegewezen gekregen. Daarna een verhitte wandeling tussen opgefokte ‘running passengers’ met rolkoffertjes door terug naar Terminal 2. “Et voilà.”
Op dat moment kwam de assistentie onze visite ophalen. Met rolstoel.
“Maar dat is toch helemaal niet nodig?” zei de echtgenoot. Ik zag een nieuw drama in wording.
“Zitten in die stoel!” siste ik tegen de visite, “kop dicht!” tegen de echtgenoot.
We hebben hartelijk afscheid genomen. Uiteindelijk kwam het toestel met drie kwartier vertraging aan op Schiphol. Via nog een blokkade en een sluiproute waren wij aan het eind van de middag weer thuis. Ruim nadat de visite geland was.
De volgende dag las ik in de krant dat nu de VTC’s het vliegveld in gijzeling hielden.

14 gedachten over “Not so Nice 2”

    1. Kijk, Zuid-Frankrijk!

      Nou, zomer… We lopen nog steeds in dikke wintertruien rond. De koudste meimaand ooit. Op Corsica (niet zo ver van hier) heeft het vannacht zelfs 25 cm gesneeuwd.

  1. Maar goed, alles is weer op z’n pootjes gekomen. Gasten weg , stoom uit je oren en ik begrijp nu waarom ‘t niet jouw favoriete bezigheid is. Dan gaat ‘t op Bergerac altijd wel ‘n stuk soepeler. We blijven maar in de Dordogne wonen.

  2. Carla van Mierlo

    Inderdaad, gelukkig alles goed gekomen. Wij vliegen vanaf Beziers of Montpellier. Heerlijk rustig nooit file??

  3. In 2015 heb ik na 23 jaar Frankrijk achter me gelaten, maar ik geniet elke keer weer van je verhalen, zo herkenbaar en ik ben bewoon jaloers op de manier waarop je het onder woorden weet te brengen. Blijf fan!

    1. Kijk, Zuid-Frankrijk!

      We doen ons best Bram, maar je bent wel heel aardig voor me. Ik ga ff een potje zitten blozen. :-}

Laat een antwoord achter aan Kijk, Zuid-Frankrijk! Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven