“Je doet het weer!” priemde de echtgenoot een beschuldigende vinger in mijn richting vanaf de andere kant van het fruitschap in de supermarché in de grote stad een eind verderop.
“Wàt?!”
“Je staat weer te jatten!”
“Dat is geen jatten, dat is voorproeven”, antwoorde ik gedecideerd terwijl ik een donkerrijpe lokale druif in m’n mond stak, ter vergelijking met de droefgroene Griekse import die ernaast stond uitgestald. Het verschil was schrijnend: lokaal won glansrijk. Op smaak, op uiterlijk, op versheid en – dat hoort er tegenwoordig ook bij – op klimaatvriendelijkheid. Zo’n ingevlogen Griekse tros heeft een beduidend grotere ecologische voetstap dan de druifjes van hier om de hoek. Ik was dus ook nog eens heel milieubewust bezig, al was die redenering een beetje krom, want ik had zo’n Griek natuurlijk nooit kunnen proeven als ie niet al was geïmporteerd. Maar ik kocht ze dus niet en als iedereen dat nou zou doen hoefden die druiven ook niet meer uit Griekenland gehaald te worden. Leve lokaal!
De echtgenoot schudde vermoeid het hoofd en duwde zijn caddy naar de kaasafdeling. Tja, daar ging mijn lokaalverhaal al: kazen uit alle streken van Frankrijk, Gouda en Edam uit Holland, Italiaanse Parmesan en mozzarella, Britse cheddar… Je kunt moeilijk volhouden dat dat hier ‘uit de buurt’ komt. En ik lust ze vrijwel allemaal. Voorproeven is er trouwens niet bij, ook niet van de niet-voorverpakte kazen ‘van het mes’, dát doen ze hier nou juist weer niet. Zelfde verhaal bij de vleeswaren trouwens, on ne fait pas. Terwijl ik me uit een grijs verleden herinner dat je in Nederland nou juist wél van alles mocht voorproeven. Bij de slager kreeg je als kind volautomatisch een plakje worst; klantjes kweken voor de toekomst waarschijnlijk. En van de kaasboer uit mijn laatste Hollandse woonplaats herinner ik me dat hij iedere klant opzadelde met zó’n uitgebreide proeverij van afgeschaafde plakjes, dat je niet meer om een aankoop heen kon. Ook al omdat hij ze met afgewend hoofd op de kaasschaaf over de toonbank heen aanreikte; hij lustte zelf geen kaas. Alleen al daarom kocht je een pondje extra.
Iets van nostalgie bekruipt me als ik eraan terugdenk. Hij had mooie, oer-Hollandse boerenkazen. Maar om er nou helemaal voor naar Nederland terug te gaan of bezoek te vragen wat mee te nemen, nee. Haring, makreel, nog zo iets. De echtgenoot mocht graag een harinkje weghappen, ik was tamelijk dol op gerookte makreel. Er zijn mooie herinneringen aan een ambachtelijke viskraam in Bergen aan Zee. De perfect gefileerde vis kon niet verser, de smaak was hemels. Maar ik ga er niet voor terug. En aan de voorverpakte importrommel die je hier in Zuid-Frankrijk kunt krijgen begin ik al helemaal niet. Bezoek raad ik ook altijd af iets van etenswaren mee te nemen; werkt niet, smaakt niet. En soms gaat het ook gewoon niet. Ooit bracht m’n hooggeleerde neef goedbedoelend een zakje voorgesneden boerenkool mee uit Holland, met bijbehorende rookworst. Helaas raakte zijn bagage vertraagd; die had het vliegtuig gemist. De KLM kwam de reistas na drie dagen uiteindelijk keurig langsbrengen op mijn huisadres. Met dichtgeknepen neuzen: de stank was niet te harden, de slijmdraden lekten het reisgerief uit, àlles kon de vuilnisbak in.
Doe mij maar gewoon lokaal. De rest is herinnering. Ook mooi.

4 gedachten over “Jatwerk”

Laat een antwoord achter aan Kijk, Zuid-Frankrijk! Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven