Over de mentaliteit van Zuid-Frankrijk, Edith Piaf en Corry Brokken

Een heerlijke ‘longread’ van schrijver en columnist Caspar Visser ’t Hooft, bedenker van de veelgelezen site www.schrijverinfrankrijk.nl met bijdragen van tal van geroemde auteurs. Van Caspar verschenen de romans ‘Feniksbloem’ (2012), ‘Waldenberg’(2014) en ‘Brandende kolen (2017). Zijn columns werden gebundeld in ‘Frankrijk in 50 fragmenten’ (2017) en ‘Frankrijk in 50 klanken’ (2018). Onlangs verscheen ‘Een hof tot ons gerief’ over de geschiedenis van zeven buitenplaatsen. Ook op Kijk, Zuid-Frankrijk zal Caspar Visser ’t Hooft voortaan regelmatig iets boeiends publiceren.

Door Caspar Visser ’t Hooft

Geen stad in Frankrijk waar niet een café, bistro, brasserie, restaurant of nachtclub te vinden is met de naam ‘Le Milord’. Ik heb me altijd afgevraagd waarom. Je hebt natuurlijk de bekende chanson van Edith Piaf uit 1959: ‘Allez venez milord …’ Toen het jaar daarop Corry Brokken een Nederlandse versie zong, veroorzaakte dat een schandaal. Een prostituée die een milord wil troosten – een prostituée! Afijn dit terzijde. Ik denk dat de fascinatie van Fransen voor Engelse lords van vroeger datum is. In de zeventiende en de achttiende eeuw was een reis door het Europese continent, en dus ook door Frankrijk, vast bestanddeel van de opvoeding van de zonen van de Engelse aristocratie. En deze aristocratie was puissant rijk. Aan deze traditie werd ook in de negentiende eeuw nog vastgehouden, en omdat toen in Frankrijk de inheemse adel flink aan rijkdom en invloed had ingeboet – daar hadden de revolutie en de guillotine voor gezorgd – maakte de luxe die de Engelse lords op hun ‘continental journey’ ten toon spreidden des te meer indruk. Van Engelsen wordt vaak gezegd dat waar ze zich op de wereld ook mogen bevinden, ze het liefst elkaar opzoeken, en zich maar nauwelijks voor de plaatselijke bevolking, hun zeden en gebruiken, interesseren. Dit klopt niet waar het Lord Frederick Hamilton betreft. Niemand heeft beter de mentaliteit van de Zuid-Fransen onder woorden gebracht.

Veel dingen onveranderd

Lord Frederick Hamilton was de zesde zoon van de hertog van Abercorn, hij leefde van 1856 tot 1928. Hij was de auteur van drie autobiografische werken die in de jaren 1930 in Engeland veel succes hadden, maar die nu volkomen zijn vergeten (de beste boeken zijn vaak vergeten boeken). In ‘The days before yesterday’ wijdt hij een heel hoofdstuk aan de maanden die hij als zeventienjarige in het stadje Nyons had doorgebracht. Hij was daarheen gestuurd om de Franse taal goed onder de knie te krijgen. Zijn vader had hem voorbestemd voor de buitenlandse dienst, en in zijn tijd was het Frans nog de diplomatentaal. Nyons ligt de Drôme, de eigenlijke Provence begint een tiental kilometer zuidelijker. Kortom Zuid-Frankrijk. Tot drie jaar geleden woonde ik zelf daar in de buurt, en bij het lezen van milord Hamiltons verslag kon ik niet anders dan vaststellen dat sinds zijn tijd veel dingen niet wezenlijk zijn veranderd. Wanneer onze jonge lord het heeft over ‘the ancient little walled town, basking in this sun-trap of a valley, which stood out against the silver-grey background of olive trees, whilst the jagged profiles of the encircling hills were always mistily blue, with that intense blue of which Provence hills seem alone to have the secret’, dan is het alsof ik er weer ben.

Lunchen met de rechter-commissaris

Lord Frederick genoot onderdak bij een rechter-commissaris en zijn vrouw, Monsieur en Madame Ducros. Monsieur Ducros nam de jonge lord vaak mee bij zijn werkbezoeken, waardoor hij in aanraking kwam met ander personeel van de lokale rechterlijke macht. Prachtig zoals onze milord de dag-invulling van deze ‘mostly short, tubby, black-bearded and olive-complexioned’ heren beschrijft! Het hoogtepunt is – natuurlijk – het middagmaal. Nog voor de werktijd, ’s ochtends, begaven zich de heren naar een plaatselijke chef, om met hem te redekavelen over ‘the comparative merits of truffles or olives as an accompaniment to a filet, or the rival claims of mushrooms of tuna-fish as a worthy lining of an omelet’. Wanneer tussen de middag de etenstijd aanbreekt, begeven ze zich vol intense verwachting naar het restaurant in kwestie. Daar brengt hen de patron zelf, met een gezicht dat rood ziet van het koken, de eerste gang: Messieurs les juges seront contents aujourd’hui. En naarmate de maaltijd vordert worden de heren steeds vrolijker, maar ‘they did not need the stimulus of alcohol to aid this flow of spirits’. Fransen drinken minder dan mensen vaak denken, ze hebben het niet nodig om van hun spreekwoordelijke gaieté française te getuigen. Wat niet wegneemt dat de patron tevoorschijn komt met een bon petit vin de derrière les fagots, of un joli petit vin blanc qui fait rire. De gaieté française bestaat voor een groot deel uit een razendsnel over-en-weer van jeux de mots, calembours en petites gauloiseries.

Spelen met die mooie taal

Zoals alle mensen, overal, hebben ook de Fransen veel van hun taalvaardigheid verloren, toch komt de Franse vrolijkheid nog steeds, veelal, tot uiting in het spelen met hun mooie taal. Herkenbaar is ook de wijze waarop onze milord de onzinnige voorstelling die zich de Zuid-Fransen van het Noorden maken beschrijft. Het Noorden begint altijd nét ten noorden van waar ze wonen, en het leven is daar niet te beschrijven zo verschrikkelijk. En dan het verschil in mentaliteit tussen de noordelijke volken en de Fransen: bij de eerstgenoemden kunnen dingen heel goed functioneren zonder dat ze van tevoren theoretisch zijn doordacht, de praktijk gaat voor de theorie. Bij de Fransen – en zeker de Zuid-Fransen – is het omgekeerd. ‘No Frenchman would even admit that anything unjustifiably in theory could possibly succeed in practice – Ce n’est pas logique, he would object and there would be the end of it’. Nee, deze milord was geen hoogneuzige Engelsman met een ‘stiff upperlip’ en vol minachting voor wat ‘foreign’ is. Voor hem gold niet wat Edith Piaf zong, en Corry Brokken na haar: ‘Voor mij ben jij een lord, zo op en top een heer, dat ik verlegen word wanneer ik je passeer…’ Lees de laatste zin uit het hoofdstuk dat hij aan zijn verblijf in Frankrijk, veertig jaar eerder, wijdt: ‘I can see Nyons, with its encircling fringe of blue hills, just as vividly, perhaps, with my inner eyes as I could if it lay actually before me, and now I can still people it with the noisy, gesticulating inhabitants whom I knew and liked so much.’

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven