Mijn auto deed het even niet. Iets met de versnellingsbak. Vriend en collega Marcel, die een dorp verderop woont en die merkwaardig veel van auto’s weet, zei: “Ik kom morgen wel even langs”. Mooi zo, maar ik zou wat boodschappen gaan doen. Was dus de vraag wat ik nog in huis had. Tonijnpasta had ik gisteren al gemaakt. Mijn oog viel op de doos met 12 bio-eieren en ik wist het: crepeou! Een typisch Provençaalse taart, opgebouwd uit veelkleurige omeletten. Je kunt er mee variëren tot in het oneindige, je kunt er zelfs een heel flatgebouw mee opmetselen, maar ik heb me beperkt tot ‘slechts’ zeven lagen. En de basissmaken van de Provence.
Ingrediënten
- 14 ferme eieren (2 per omelet)
- 50 gram verse spinazie
- 1 bolvolle theelepel tapenade
- 1 kleine ui
- 2 tomaten
- 8 blaadjes basilicum
- ½ rode paprika
- 25 gram geraspte parmesan
- 4 tenen knoflook
- olijfolie
- zout en peper uit de molen
Bereiding
Hak de spinazie fijn, pel en snipper de ui ragfijn, pel de knoflooktenen, snij de basilicumblaadjes in snippers. Dompel de tomaten onder in heet water, trek het velletje eraf, haal de zaadlijsten en het kroontje eruit en snij het vruchtvlees in blokjes. Halveer de paprika, haal met de dunschiller de buitenkant eraf, haal de zaadlijsten eruit en snij de rest in kleine blokjes (bewaar de andere helft van de paprika in folie in de koelkast voor een volgende keer of iets anders). Doe de eieren in een grote kom, laat de mixer er op los en klop tot een schuimige massa. Pers de knoflooktenen er met de knijper boven uit, en meng nog even door. Verdeel het eiermengsel gelijkmatig over zeven (!) kommen/schalen/diepe borden. Doe er in kom 1 de spinazie bij, in kom 2 de tapenade, in kom 3 de ui, in kom 4 de tomaat, in kom 5 de basilicum, in kom 6 de paprika, in kom 7 de parmesan. Geef een draai peper over de kom met spinazie, doe er wat zout bij. Doe dat ook bij de kom met ui, met tomaat, met basilicum en met paprika. De tapenade en de parmesan zijn van zichzelf al pittig genoeg. Roer alle kommen nog eens door. Laat een scheut olijfolie in een kleine koekenpan heet worden en giet het mengsel uit de eerste kom erin. Bak de omelet op zacht vuur tot de bovenkant begint te stollen en de onderkant (even spieken door de zijkant met een vork een stukje op te tillen) goudbruin ziet. Leg een deksel op de pan die het hele oppervlak bedekt. Loop met de pan met het deksel erop naar de spoelbak van het aanrecht, en draai daar de pan om, het deksel intussen stevig tegen het oppervlak houdend. De halfgare omelet ligt nu omgekeerd op het deksel. Laat de omgekeerde omelet voorzichtig terugglijden in de pan. Laat nog even op laag vuur doorgaren. Laat de omelet op een ruim bord of op een schaal glijden. Tijd voor de tweede omelet. Herhaal de procedure, maar doe wel een nieuw scheutje olijfolie in de koekenpan om aanbakken te voorkomen. Leg de tweede omelet op de eerste. Ga zo door tot alle omeletten gebakken zijn, en er een mooie stapel omeletten op de schaal ligt, zoals bij pannenkoeken. En nu komt het aan op de smaakbestemming. De crespeou kan meteen – warm – gegeten worden, in dikke punten, als lunch bijvoorbeeld, met een stevig stuk boerenbrood erbij. Bewaren voor later kan ook: even oppiepen in de magnetron/oven, of gewoon op kamertemperatuur serveren. En wat er dan nog overblijft doet het – in kleine brokjes gesneden, met een prikkertje erdoor – prima als borrelhapje bij de koers van de (zon)dag.
Dat moet ontzettend lekker zijn, zowel koud als warm!