Al met enige regelmaat en dan vooral in de huiselijke kring voor ouwe taart uitgemaakt, doe ik het nu lekker zelf. Want als je door allerlei mankementen niet meer zo mobiel bent en weinig meer beleeft, verval je kennelijk in herinneringen. Ik ga hier heus niet aan een soort memoires beginnen, al is wel waar dat ik soms terugverlang naar het Frankrijk van toen ik hier een jaar of dertig geleden arriveerde.
Ik heb vast weleens verteld dat mijn Franse leven een paar jaar is onderbroken door een nóg zuiderlijker bestaan. In de Portugese Algarve. Ideetje van de echtgenoot: we zijn nog vlot ter been, laten we nog een ander land proberen.
Er werd op een afgelegen heuvel een huis gebouwd dat ik van binnen helemaal naar mijn hand kon zetten. Een mooier huis in the middle of nowhere heb ik nooit gehad, met uitzicht op de oceaan. Mijn honden. de kat en de echtgenoot waren er heel enthousiast. Ik niet. Stroom via zo’n generator, water oppompen uit een bron, gedoe allemaal, en wat me vooral niet beviel: ik kreeg die taal daar maar niet in m’n kop. Ongeveer 9 km lager was er een gehucht, met een café. Vaak aangelegd, maar onmogelijk om enig contact met die mensen te krijgen. Aan de kust geen probleem, daar spreekt iedereen Engels. Na een verwoestende natuurbrand, mijn huis bleef nog net gespaard, vond ik het genoeg. Terug naar Frankrijk, ik had echt geleden aan mal de pays (heimwee). De dieren en de echtgenoot hadden zich maar te schikken.
Toen we eindelijk de Spaans-Franse grens waren overgestoken, vroeg ik de echtgenoot even te stoppen. Ik stapte uit en kuste de Franse grond. Het regende. Ik zou ook nog “Vive la République!” hebben geroepen.
Nooit eerder vanachter het stuur zo boos voor een complete gek uitgemaakt. De volgende 300 kilometer kwam in mijn Mitsubishi Pajero steeds de ongezellige optie echtscheiding ter sprake.
Ik was weer terug in mijn oude, eerste Franse dorpje. Er was pijnlijk veel veranderd, toeristic’s en masse, en zelfs het vertrouwde café was ‘geuplift’, als dat zo heet. Vrienden van toen bleken overleden. Ik weet het, je moet nooit teruggaan naar waar je vandaan komt. Ik vond het niks meer en verhuisde naar een kleiner dorpje, dieper in de Var, waar ik nog wel iets van vroeger terugvond.
Ik denk nu vaak aan hoe het was, mijn begin in Frankrijk. Wat ik allemaal moest leren. Dat je voor betrouwbare informatie in het café moet wezen en juist niet bij de mairie. In de kroeg weten ze alles, en anders weten ze het beter. Zo was ik in mij eerste week spontaan en met de beste bedoelingen naar het plaatselijke domaine gegaan om echte Provençaalse rosé in te kopen. Leek me stap één in de inburgeringscursus die ik me voorgenomen had. Ik kreeg 5 liter mee in een wat blijkbaar een bonbonne heette, een soort mandfles. Ik snapte dat ik zelf moest gaan bottelen. Ik had wel een paar lege wijnfessen, maar geen kurken. Gauw naar de superette, die had ze gelukkig op voorraad. Als ervaringsdeskudige wist ik natuurlijk wel hoe je een kurk uit een wijnfles krijgt, maar hoe krijg je ‘m erin? De waterpomptang bracht uitkomst en ik plakte heel kinderachtig handgeschreven etiketten met Château Étincelle 1990 op die flessen. Étincelle is Frans voor vonk.
Tijdens het bottelen had ik mijn wijn geproefd. Nee, zoveel wist ik al, dit is geen toppertje. Ik weet niet meer hoeveel francs ik ervoor betaald heb. Een paar dagen later werd ik in het café uitgelachen. Was ik echt naar het domaine geweest voor wijn? Dat deed echt niemand in het dorp. Want een paar kilometer verderop had je een kleine vignoble en daar maakten ze rosé zoals die hoort te smaken. En nog beter dan dat. Bovendien zacht geprijsd. Dat wist toch iedereen? Ja, maar ik dus nog niet.
Aangeslagen heb ik die etiketten van mijn flessen gepeuterd. Als iemand me toen gezien had, was er vast ‘ouwe taart’ gedacht. Ik dacht trouwens hetzelfde.