Rond midi aan de late kant toen ik voor het dagelijks apéro op het café-terras arriveerde. Mijn vriend Francies de aannemer zat er al en was met iemand in gesprek die ik niet kende en zelfs nooit eerder gezien had. “Dit is de dokter”, zei Francies. Hij klonk somber en de zon had het ook al laten afweten. “Enchanté”, stelde ik me maar voor. Schijnt zoiets te betekenen als aangenaam kennis te maken. Verbaasd vroeg ik me af wat die man in het dorp te zoeken had. We hebben hier, zoals vrijwel overal op het Franse platteland, al jaren geen dokter en zelfs geen pharmacie. In de steden vind je op zo ongeveer elke straathoek een apotheek.
Ik haalde een pastis en stak een sigaartje op en wist me door hem hoofdschuddend bekeken. De afkeuring droop van ’m af.
Een van die vele dingen die ik in Frankrijk heb moeten leren, is het ontzag van Fransen voor een dokter. En dat die beroepsgroep zich dat lekker laat aanleunen. Een jaar of twintig geleden toen een goede vriendin nogal met ziekte kampte, kreeg ik voor het eerst met het medisch circuit te maken. Na een paar keer in zo’n wachtkamer had ik het door: Fransen die eventueel iets mankeren, smeken en bidden: Zo Waarlijk Helpe mij de Dokter Almachtig. Ook als er niks aan de hand is, druipen ze diep teleurgesteld af als ze niet minstens één ordonnance (recept) mee krijgen. Fransen zijn hypochonders. En hun dokters genieten van hun autoriteit.
Ik ben nogal allergisch voor dienstverleners die zich koesteren in de rol van hoogwaardigheidsbekleder en ik was blij dat alleen Francies er nog zat toen ik met twee glaasjes op het terras terugkeerde. Ik had die man nog wel een gezond mineraalwatertje aangeboden, maar hij had nee gezegd. Hij snapte kennelijk ook wel dat het tussen ons nooit zou klikken.
Ik vroeg Francies wat er aan de hand was. Wat moest ie ineens met een dokter, en waar had ie die opgeduikeld? Ik begreep dat er iets raars aan de hand was geweest met zijn hoogbejaarde moeder. de zelfbenoemde presidente van het maison de retraite. Van Franse medische termen snap ik niets, van die in het Nederlands trouwens ook niet. Gelukkig maar. Francies had de burgemeester gebeld, die in zijn netwerkje vast wel een dokter in de aanbieding had. Een soort sociale dienst heeft blijkbaar de beschikking over een équipe van mobiele dokters die (vermoed ik) vooral niet aan een huisartsenpraktijk met nacht- en ontijdiensten moeten denken.
Francies vertelde bedrukt dat de term Alzheimer was gevallen. Voor zover je de Franse media mag geloven, is die kwaal de lotsbestemming van minstens de helft van de bevolking in dit land.
“Absolute onzin”, zei ik ter geruststelling tegen mijn vriend. ”Je moeder wordt straks als honderdjarige nog schaakkampioen.” Allicht op z’n Provençaals overdreven, maar ik ken haar goed en ik weet zeker dat ze haar verrimpelde koppie er nog helemaal bij heeft.
De burgemeester kwam aangeschoven en vroeg: “Én?”
“Alzheimer” zuchtte Francies. “De dokter had het zelf gezegd.”
In al die jaren dat we elkaar kennen, werd ik voor het eerst boos op mijn vriend. Ik riep iets van “merde” en “ridicule”, dat zelfs hij met ontzag naar die dokter had geluisterd, ik was diep teleurgesteld. Toen ik nog maar wat troostglaasjes was gaan halen, bleek de altijd verstandige ex-onderwijzer uit het noordelijke Amiens aangeschoven. Vanwege zijn obesitas-verschijning noem ik hem altijd stiekem De Pens uit Amiens. Hij had Francies aangehoord en zei monter dat die ziekte over een paar jaar te genezen is. Ik dacht: je weet wel beter.
Het apéro werd gered voor Jacqueline van de mairie. Ze kwam bijna aangehuppeld met vier glazen rosé op een dienblad. Ja, ze had wat te vieren. Een nieuwe verloofde, iemand uit Tunesië die nog aan de Côte woonde. Maar hij zou gauw naar ons dorpje verhuizen.
We vonden het mooi nieuws.