Het vaak als romantisch verkochte idee van de druivenplukin augustus/september en de technologie van de academisch gevormde vinologen vertelllen allerminst het hele verhaalals je een glaasje Provençaalse rosé naar je lippen transporteert. De wijnbouw is een slopend vak waarmee je permanent bezig bent. En dan moet je ook nog bidden en hopen dat het weer een beetje meewerkt.
‘Snoeien en opbinden’
Het werk in een wijngaard gaat echt het hele jaar door. Van december tot maart is het snoeien, in april volgt het opbinden van de nieuwe scheuten, het terugsnoeien van de knoppen moet in mei, juni, juli. Begin augustus is het relatief rustig en dan volgt eind augustus/begin september de vendage (oogst). Daarna krijgen de ranken rust om hun blad te verliezen, ongeveer tot november/december.
Alles hangt samen met het weer
Regen, zon, warmte, vrieskou: als het vroeger of later in het seizoen komt, dan heeft dat consequenties. Als het onverwacht komt, moet je meteen aan de slag. Bovendien gaat het onderhoud van de wijngaard (ploegen, mesten, grond omwoelen, onkruid wieden) het hele jaar door.
Hard maar mooi werk
In vrijwel alle Provençaalse wijngaarden wordt gewerkt met een vast ploegje dat ook min of meer op elkaar is ingespeeld. Soms krijgen ze steun van seizoenarbeiders die na de pluk weer vertrekken. Het is hard werken, maar in de wijngaarden bezig zijn, geldt als een mooi beroep. Je moet je er wel op kleden en je moet het niet erg vinden om vroeg op te staan. In de winter kan het flink koud zijn en ’s zomers juist heet. Dan wordt er in het holst van de ochtend begonnen en wordt er om half twaalf gestopt. Tegen die tijd is het niet meer te doen in de hitte.