De herfst en de winter toveren een ander Cotignac (Var), één van die plus beaux villages de France waar ik woon, uit hun hoed. De zomermaanden juli en augustus kluisteren de toeristen vast aan hun zwembad terwijl de andere seizoenen zich volop concentreren op haar onvolprezen natuurpracht. Na een natte periode, overmoedig bijgetreden door een bijwijlen dramatische regenval, toont Cotignac haar andere, voor velen ongekende zijde. De heldere herfstkleuren gaan hand in hand met de zuivere lichtinval en doorbreken de variatie in groene kleuren van de heuvelachtige omgeving. De belangrijkste metamorfose die ons schilderachtig dorpje ondergaat, is de plotse overgang van de kurkdroge bedding van de waterlopen naar kolkende rivieren die de watervallen bevoorraden alsof de hemel de limiet is. De laagstgelegen waterval is herschapen in een pogrom van een oorverdovende vloedgolf die zich als een kamikaze neerstort in de al even woeste Cassole en nieuwgierige toeschouwers op een veilige afstand houdt door zijn opspattend water dat zich als een dreigende nevel in het kleurrijk decor verspreidt. De natuur die de mens op zijn plaats zet, de puntjes op de i en respect afdwingt, een deugd die niet bij iedereen ingeburgerd is. De hoger gelegen waterval gaat al even driest te keer. Even brutaal, luidruchtig, onstuimig bevoorraadt hij zijn lagergelegen metgezel.
Het dorp zelf straalt rust uit. De variatie in oker en lichtbruin wijst met vaste hand de cours Gambetta aan en etaleert zich als een breugeliaans schilderij waar de meester in hoogst eigen persoon met een ultieme penseelstreep een laatste hand gelegd heeft bij het beklemtonen van de hedonistische kruinen van de platanen die binnen een paar weken deemoedig de heroïsche strijd zullen staken en in een berustende nederigheid zullen waken over de bijwijlen desolate terrassen. Sommige restaurants zijn reeds in een diepe winterslaap gedommeld en zullen pas bij het aanbreken van de lente en de langzame terugkeer van de toeristen ontwaken.