Ik had het al niet warm toen ik vanmorgen opstond, en met de blote voeten op de koude tegels constateerde dat zo’n vloerverwarming met ‘pompe à chaleur’ weliswaar hoogst milieuvriendelijk, maar allesbehalve mensvriendelijk is. Jawel, er wordt verwarmd, maar de traagheid waarmee de installatie zich aanpast aan de buitentemperatuur zorgt ervoor dat de binnentemperatuur pas twee dagen nadat de nachtvorst heeft toegeslagen voor enig gerief zorgt. En omdat je de houtkachel ook niet meteen op volle sterkte hebt opgestookt, is het op het ogenblik ’s ochtends nogal afzien.
De temperaturen zijn ‘en dessous des normales’, verklaarde de weerdame op tv monter, en wendde haar voor de gelegenheid extreem laag uitgesneden decolleté opgewekt naar de camera; hoe kouder de weersverwachting, hoe dieper de uitsnede. De enige die ervan opmonterde was de echtgenoot. Tot het besef indaalde dat bij dit weer er kachelhout gesjouwd moest worden. “Véél graag”, verordonneerde ik, “hij gaat vroeg aan.” Uiteraard loop ik dan zelf ook weer mee te sjouwen, maar ik weet het toch meestal wel zo te regelen dat de dunnere dingetjes en de aanmaakhoutjes mijn afdeling zijn en de zware blokken op zijn pad belanden.
“Er zit sneeuw in de lucht”, verklaarde ik terwijl we de blokken in de serre opstapelden en ik een venijnige splinter uit m’n vinger trok.
“Jij altijd met je voorspellingen.” Ik heb een handje van voorspellingen, vaak komen ze nog uit ook.
“Voorspel liever de winnende Euromillions.” Dat lukt doorgaans iets minder, al kreeg ik van de week wel weer € 2,40 van de tabagiste uitgereikt. Maar ja, als je dan bedenkt dat een lootje € 3,80 kost… Guilty pleasure, ik waag me er zo af en toe aan. Je weet maar nooit tenslotte. Hetgeen volgens de echtgenoot ook precies het probleem is.
Voor ik de trap opklom naar m’n thuiskantoor keek ik nog even uit het raam en zag dat de autoruiten stijf bevroren waren. Dat werd krabben straks als ik naar het dorp moest.
Ik sloeg de digitale kranten open en scande de weerberichten. Ik heb een stevige bureaustoel, anders was ik steil achterover gevallen bij het zien van de temperaturen in de Alpes-de-Haute-Provence. Selonnet op 1.065 meter hoogte: -21,9! Het stadje Barcelonette op 1.155 meter: -18,3. Digne op 599 meter: -11. Trigance hier in de Var en zo’n beetje om de hoek: -13,3! Op mijn eigen buitenthermometer had vanmorgen -6 gestaan. Oké, ’t is een beetje in de bergen, maar toch niet hoger dan een metertje of 250. Ook niet mis als je denkt in de subtropen te wonen.
Dat was trouwens mijn allereerste miskleun hier. De eerste keer dat ik, zo’n 30 jaar geleden, bedacht dat ik best een winterse zonvakantie in m’n nieuwverworven hutje in het zuiden kon doorbrengen was het vakantiekoffertje zeer beknopt ingepakt. Had de makelaar niet gezegd dat je er met de kerst doodgewoon buiten kon lunchen?
‘Frisjes’, hield ik mezelf voor toen ik na 1400 kilometer eindelijk in het holst van de ochtend mijn sleutel in het slot kon steken. Het huisje was donker, klam en koud, de hoofdschakelaar hield zich verstopt in een klemmend kastje dat zich pas na veel duwen en trekken liet openslopen. Toen was er licht, van een pover peertje aan het plafond in de woonkamer. Ik ging op zoek naar het elektrische kacheltje dat de vorige eigenaar had achtergelaten. Dat deed het precies tien seconden; toen sloegen de stoppen door. Bij de ‘quincaillerie’ vond ik de volgende ochtend na veel zoeken verweerde kartonnen doosjes met stoppen, fusibles. Voor de zekerheid kocht is van elke soort een doosje, niet één paste. In een wanhopige poging om met grof geweld het laatste zekeringetje op het verkeerde hokje te heroveren, ontwrichtte ik het hele ‘tableau électrique’. Het werd de koudste zonvakantie die ik ooit heb meegemaakt. Pas na een paar dagen wist iemand in de dorpskroeg me te vertellen dat ik gewoon een hoger vast tarief moest aanvragen bij stroomleverancier EDF.
Vanmorgen had ik geen tijd om er verder over na te mijmeren, keurig op ‘l’heure pile’ belde m’n eerste inlogger voor de Zoomvergadering van vandaag in, met de klassieke openingszet: “Hoi, hoe is het weer bij jou?”
“Ach, subtropen, dan weet je het wel”, loog ik quasi-opgewekt. “En bij jou?”
“Heerlijk zonnetje, straks lekker even buiten een drankje doen.”
Ik keek naar ‘mijn’ buiten, waar verse sneeuwvlokken begonnen neer te dwarrelen.
Soms hè…
Door Renée Vonk-Hagtingius
Dit bericht delen op: