Ofschoon ik niet zo francofiel ben, vind ik het altijd aardig om te vernemen dat Frankrijk weer eens een plekje is gestegen. Dat is meestal ook tamelijk verrassend. Neem nou van de week, met die lijst van minst corrupte landen van Transparency International: Frankrijk van 22 naar 21! Een knappe prestatie, ik had er niet op gerekend.
Hoezo niet?
Nou, als je gewoon het nieuws zo’n beetje volgt, echt elke dag is er wel een bericht(je) over corruptie, omkoping en geknoei met overheidsgeld. Vaak betrekkelijk klein bier, gerommel in communes die anders nooit de krant halen. Faits divers, maar toch. En in Parijs hebben ze volgens mij nogal verstand van doofpotten, al zijn er na hun aftreden wel twee presidenten (Chirac en Sarkozy) voor de kadi gesleept en veroordeeld.
Speels met de regeltjes
Voor ik destijds naar Frankrijk uitweek, kreeg ik veelvuldig te horen dat het er een corrupt zooitje was. En dat Franse auto’s wegroesten waar je bij stond. Ik ben tegen vooroordelen (behalve tegen die van mij), maar ja, dacht ik, Frankrijk is toch al behoorlijk zuidelijk en het adagium luidde dat in die contreien nogal speels met de regeltjes werd omgesprongen. Speels moet je nu geloof ik flexibel noemen. Vooral mijn moeder waarschuwde. Na een verblijf van 24 uur in Frankrijk wist ze genoeg en schreef ze de hele natie definitief af. Stakers, drinkebroers, en fundamenteel louche.
President d’honneur bij de kookwedstrijd
Het moet gezegd: binnen drie maanden was ik zelf corrupt. In het aggenebbisj gehucht met 700 inwoners waar ik geland was, werd me gevraagd of ik president d’honneur bij de jaarlijkse kookwedstrijd wilde zijn. De enige andere Nederlander in het dorp had in het café rondgebazuind dat ik ooit iets met een of ander restaurantgidsje te maken had gehad en dus moest ik wel verstand van eten hebben. Dachten ze in het organisatie-comité. En zo’n étranger zorgde meteen voor iets van internationale allure.
Ik zei ja, een presidentschap leek me toen nog wel wat, en nog dezelfde avond kwam de wethouder op visite. Die kende ik wel, hij was ook de patron van het huiskamerrestaurantje dat L’Anarchist heette. Als je ’m mocht geloven was hij persoonlijk verantwoordelijk voor de studentenrevolte van mei 1968.
Ik kreeg uiteengezet dat ik acht genummerde schotels op hun kwaliteit moest beoordelen. ‘Soit’, zei ik. Toen kwam het hoge woord eruit: schotel 7 mocht niet winnen!
‘Maar als ik nou …’
‘U krijgt van mij een fles champagne als u le sept niet laat winnen.’
‘Waarom dan?’
‘Leg ik later wel uit.’
Op die zondag van de wedstrijd was het bloedheet. Ik trok toch mijn netste pak aan, ik wilde wel iets van een presidentiële indruk maken.
Cliëntilisme van het zuiden
Zal je altijd zien, schotel 7 vond ik oprecht de minst slechte.
Wat te doen?
Ik besloot voor de champagne te gaan. ‘Vandaag een beetje corrupt, morgen misschien een beetje meer’, zei ik tegen mezelf. Ik voelde me al aardig met het cliëntilisme van het zuiden vertrouwd.
Een paar dagen later kwam de wethouder die fles brengen. Plus de regionale krant, de Var Matin. Ik stond erin, met foto en al. Temidden van de schaars geklede omstanders zag ik er belachelijk uit in mijn autoritaire kloffie.
‘Waarom mocht 7 niet winnen?’, wilde ik natuurlijk weten.
‘Dat was de curé en die ligt hier niet goed. Wordt volgende week overgeplaatst.’
Ik vroeg maar niet door, ik begreep het zo ook wel.
Of ik inderdaad nog corrupter ben geworden? Ach, laten we zeggen dat ik geleerd heb dat als je een vergunning nodig hebt, dan is een gebaar de kortste weg naar ja, akkoord.
Nog steeds taboe?
Maar goed, Frankrijk komt er dus helemaal niet slecht vanaf op die internationale corruptielijst. Spanje staat op 35, Italiê op 41. Het zuiden hè. Andere buurlanden: Luxemburg op 9, Duitsland op 10, België op 18. En Nederland dan? Op 8.
Ik weet het niet, ben er al bijna 20 jaar niet meer geweest, maar misschien zijn de begrippen speels en flexibel er nog steeds zo taboe als toen ik het land definitief de rug toekeerde.