Het was al vrijdag en na een krankjorum verregend weekeinde hadden we ons dagelijks apéro-concilie op dinsdag hervat. Een aangename temperatuurtje, iets van 24 graden, de Brulboei verscheen weer in het kort. Niet alleen om cosmetische redenen vond ik dat eind oktober overdreven. Mijn vriend Francies de aannemer ontbrak op het appèl. We hadden het over de poging tot Halloween-versiering in nota bene onze tabac. We spraken er allemaal onze afschuw over uit. Behalve natuurlijk Jacqueline van de mairie, die een voorkeur heeft voor alles wat uit het buitenland komt. Ofschoon haar verloving met een Italiaanse pseudo-tenor gelukkig alweer in ons aller vergeetboek is bijgeschreven. De enige intellectueel van het dorp, de corpulente ex-onderwijzer uit Amiens, die ik thuis de Pens uit Amiens noem, begon uit te leggen dat heel Frankrijk aan Amerikaanse flauwekul ten onder gaat. “Nou ja”, zei de jonge president van het tot pasen gesloten Office du Tourism, “ik zou hier wel een MacDonalds willen hebben”. We keken elkaar verbijsterd aan en de Brulboei maakte dat gebaar van iemand de keel doorsnijden. Jacqueline bekende dat ze in een of andere stad weleens zo’n hamburger gegeten had. “Best lekker”.
Tot mijn opluchting zag ik Fancies uit de verkeerde kant van het dorp komen aanlopen. Gearmd met zijn hoogbejaarde moeder, in haar beleving de monarche van het maison de retraite. Hun tempo lag laag. Toen ze het terras hadden bereikt, zag ik dat Francies een verdrietige indruk maakte. Er ging me een licht op, ik schrok er zelf van. Het was al 1 november, Toussaint, (Allerheiligen), een officiële feest-en tevens vrije dag. Het had me al verbaasd dat er er meer mensen op het terras zaten dan normaal op een vrijdag. Ik gaf Francies een hand en zijn moeder zo’n Provençaalse zweefzoen en haastte me naar de tabac. Die zou vanmiddag wel dicht zijn.Zoals altijd op de talloze dagen dat de Fransen menen dat ze iets te vieren hebben.
Nog niet eens omdat ik atheïst ben, maar van dat Toussaint snap ik echt helemaal niks. Een feestdag die impliceert dat je naar het kerkhof moet? Ja, om chrysanten te deponeren op het graf van een dierbare. Francies was met zijn moeder naar de cimétière (kerkhof) geweest waar zijn vader zo’n laatste rustplaats toebedeeld heeft gekregen. Vanaf het café-terras toch al gauw een kilometertje lopen. De verkeerde kant van het dorp. Met dat stoplicht en het kerkhof.
Tegen zijn gewoonte in bestelde Francies een glaasje whisky. Na een tijdje had hij zijn treurnis weggespoeld en mengde hij zich weer in het debat. Dat was opnieuw aangezwengeld door zijn immer opgewekte moeder, Toussaint of niet, ze was heel boos. Halloween-versieringen in haar dorp! Het moest niet gekker worden. In haar tijd … we lieten haar begaan.
Het werd druk aan ons tafeltje. We moesten er stoelen bij zetten. Vrije feestdag, volop zon. De burgemeester zelf, zoals altijd aan het mineraalwater, vertelde dat we in het dorp amper schade hadden vanwege het noodweer vorig weekeinde. Ik begreep dat hij dat een bestuurlijke prestatie van formaat zijnerzijds vond. De Pens uit Amiens vond dat onzin en begon met een referaat over het klimaat en zo. Niet alleen Francies had er geen trek in. Hij liep het café binnen en kwam terug met een afgeladen dienblad.
Hij deed een rondje Allerheiligen.
We proostten niet op de doden. Wel op het leven.
al die flauwekul van halloween,
zelfs in restaurants loopt het personeel verkleed.
ik heb er helemaal niets mee.
Altijd zo tof geschreven!Wij zijn Vlamingen die in Le Luc wonen..waar woon jij?