Tot mijn stomme verbazing had ons hele dagelijks apéro-gezelschapje van rond midi naar de re-ouverture van de Notre Dame in Parijs gekoekeloerd. Van terrasgenoot pastoor Henri steeds begrepen dat ons dorp in minder dan geringe mate kerkelijk ‘angehaucht’ is. De mis op zondag trekt alleen nog 70-plussers. En ik weet heel zeker dat alles wat met Parijs te maken heeft met dedain wordt weggehoond. Dat gevoel is trouwens wederzijds.
Het denkhoofd van ons dorp, de gepensioneerde onderwijzer uit Amiens, die ik vanwege zijn corpulentie de Pens uit Amiens noem, wilde me bijpraten via een betoog over patrimoine (erfgoed) waar de Fransen volgens hem zo dol op zijn en dat die kathedraal het toppunt ervan is. Hij had het ook nog over la gloire de la France en dergelijke. Hij werd gelukkig onderbroken door mijn vriend Francies de aannemer. Die van de burgemeester wilde weten waarom er weer geld was uitgegeven aan die kerstverlichting boven de dorpsstraat. “Gaspillage!” (verspilling), vond hij en wees erop dat er geen mens op straat is zodra het donker is geworden. Hooguit de enkeling die na de laatste ronde in het café om meestal zeven uur nog naar huis moet wankelen. Geen dronkenschap of zo, gewoon het struikelplaveisel dat óns erfgoed is. Dus die kerstversiering is er alleen voor die paar automobilisten die naar het stadje verderop moeten, stelde Francies vast. De burgemeester die ik ook al ook al jaren gewoon Raymond noem, opperde (bijgevallen door de Pens) “traditions.” En dat ik daar als étranger natuurlijk geen sentiment bij had. En of er daar in de Pays-Bas ook aan kerst werd gedaan? “In mijn tijd wel”, zei ik en voegde eraan toe dat ik dat toen al helemaal niks vond. Sociale dwang, verplichte feestdagen, veronderstelde gezelligheid; voor de zoveelste keer zocht ik tevergeefs naar een goeie vertaling. Agrément schijnt het dichtst in de buurt te komen maar om de een of andere reden voelt dat niet compleet genoeg. Geen verstand van, destijds koesterde ik al een afkeer van wat als gezellig werd beleefd. Dan maar liever Franse tradities.
De jonge president van het Office du Tourimse stootte de burgemeester aan en lanceerde maar weer eens een ideetje. Was als we in ons dorp voortaan ook zo’n kerstmarkt zouden organiseren? Van collega’s in zijn branche had hij begrepen dat je daarmee ook in het winterseizoen toeristen trekt. En dan meteen groots uitpakken met zo’n ijsbaantje erbij. Deden ze in Cannes en Nice ook De fanatieke LePenist de Brulboei, normaal gesproken tegen toeristen en zeker die van buitenlandse aard, zag er wel wat in. Hij op de markt met het vlees van zijn vers neergeknalde wild op de markt, en hij kon wel wat regelen met de wijn van de cave en hij kende olijfboeren. Allemaal een fluitje van een cent. Raymond verzuchtte iets over kosten en de Pens verzette zich bij voorbaat tegen een ijsbaantje. Daar zou hooguit aan patinage artistique (kunstschaatsen) gedaan kunnen worden en daar had hij ethische bezwaren tegen. Hij had het allemaal op tv gezien: mensen die elkaar in de lucht gooien en elkaar grensoverschrijdend bepotelen. Henri was het met hem eens.
Na mijn tweede glaasje rosé had ik wel genoeg van dat kerstgezeur. “Aboliez Noël!” (schaf kerst af), zei ik en stapte op.
Thuis was mijn vrouw bezig zo’n trieste kerstboom op te tuigen. Uit eigen tuin. Ook dat nog.