De buurman van een eind verderop wist het zeker: “We krijgen fibre optique!”
Glasvezelkabel! Hier??? Op het achterste platteland van de Var? Hij wist het zeker.
Net als ik was hij in het holst van de ochtend (denk 5.30 uur, dus ècht holst) z’n nest uitgeschrokken door een onvoorstelbare pokkenherrie. We zijn wel wat matineus auditief geweld gewend hier, vendange tenslotte dus de grommende tractoren met ratelende aanhangers die de ochtendstilte van het platteland doorklieven nemen we graag voor lief. ’t Is wel ónze wijn ‘in de maak’ tenslotte, die daar over het pad aan de overkant van de rivier langs rammelt op weg naar de lokale cave. In de na-nachtelijke stilte klinkt dat op, in zo’n rivierkloof.
Maar de herrie van deze ochtend was met niets te vergelijken als je geen ‘grand guerre’ hebt meegemaakt. Op een andere woonplek in het verleden heb ik wel eens laag overscherende straaljagers van een nabijgelegen militair oefenterrein langs de voordeur gehad. Ook pokkenherrie, maar wel in een vloek en een zucht voorbij. Dit was anders. Erger, want het hield niet op. Gegrom, gebulder, gegraaf, gepiep als bij een achteruitrijdende vrachtwagen maar dan harder, véél harder. Kortom, niet te harden. En dat dan van ‘s ochtends vroeg tot begin van de avond. Probeer maar eens te werken met die permanente herrie om je kop.
Tja, en toen was ik de weg nog niet eens op geweest. Zoals je weet (als je m’n stukkies vaker leest) moet ik daarvoor langs een smal paadje met aan de ene kant en steile berghelling en aan de andere kant een ravijn met daar onderin de rivier, omhoog klimmen om op de départementale te komen. Daar kun je maar één kant op: richting dorp. Wil je de andere kant op, bijvoorbeeld naar het stadje een paar kilometer verderop, dan moet je eerst een eind richting dorp rijden, daar via een bij het stroomlijnen van de weg afgesneden ouwe bocht – thans parkeerplek voor van alles en nog wat, maar dat doet er nu even niet toe – omkeren en weer terugrijden. Op zich al een bizarre manoeuvre, maar nu ook nog onmogelijk gemaakt door allerhande wegwerkmaterieel dat er geparkeerd stond. Dus dan maar helemaal door gekacheld naar het dorp, langs nog meer ronduit enorme wegwerkmachines die oorverdovend aan het wegwerken van kabels bezig waren die ze in smalle sleuven lieten verdwijnen. Wèl sleuven die ze in mijn vroege ochtendsluimer met hels kabaal aan de bermen van de weerbarstige bergwanden hadden ontworsteld.
Ik keek er net iets te verbijsterd naar en remde nog maar net op tijd voor een ‘temporair’ stoplicht dat waarschijnlijk met opzet onhandig uit de berm stond opgesteld. Wachttijd: 7 (!) minuten. En toen was ik nog maar op weg naar het dorp hè, om te kunnen keren zodat ik naar de stad zou kunnen rijden voor een apotheekbezoek (moet je nu ook niet willen trouwens, maar dat vertel ik nog wel eens). Dus na kering stond ik weer 7 minuten voor rood. Hoppa, een kwartier afgetikt om gewoon weer langs mijn eigen huis/vertrekpunt te komen. De rest van de rit verdiende ook geen schoonheidsprijs, overal wegversmallende piketpaaltjes die allang hadden kunnen worden opgeruimd, maar ja, dat is ook werk dus laat ze maar lekker staan tot we helemaal klaar zijn. Het gaf aardig wat autocowboys aanleiding om met flink wat agressie tegenliggers de kant in te drukken. Wat voor mij dan weer aanleiding is om zo lang mogelijk middenop te blijven rijden, kijken wie het laatst met de ogen knippert. Ik heb er best een paar tot en met vloekgebarends aan toe de eigen helft op weten te tremmen. “Mefiéz vous des petites”, zei mijn goede vriendin Maryline al, een minivrouwtje, dat haar grote Baskische echtgenoot aan een touwtje had; pas op voor de kleintjes.
Intussen wilde ik nou wel eens zeker weten waar al meer dan een week die irritante herriewerkzaamheden mee te maken hadden. De buurman is een beste man, maar nou niet de meest optimale informaticabron. Dus toch het gemeentehuis maar eens gebeld. “Klopt het dat al het ongemak te maken heeft met de aanleg van ‘fibre optique’?”
“Jawel”, verzuchte de dame van ‘urbanisme’ die ik aan de lijn kreeg. “Men is bezig met de infrastructuur, het netwerk wordt uitgerold, zoals dat heet.”
“Dus we krijgen glasvezel?”, vroeg ik enthousiast, denkend aan de opwaardering van m’n schamele 2/3G naar misschien wel 4, 5, en wie weet hoeveel G.
“Nou nee”, zei ze zuinig. “Het gaat om de infrastructuur hè, niet om de aansluitingen, dat is voor een later stadium.”
“En waar mogen we in dat verband dan op rekenen?” vroeg ik gretig.
“Ach, zeker is het niet, maar over een jaar of twee, drie?”
“Ook voor aansluitingen buiten het dorp, à la campagne?” probeerde ik nog.
“Nee mevrouw, daar zou ik maar niet op rekenen.”
Zo dichtbij, zo ver weg. En zoveel overlast voor niks. Ik haatte op dat moment die zogenaamde vooruitgang hartgrondig.
Door Renée Vonk-Hagtingius
Dit bericht delen op:
Ook dat hebben wij vorig jaar meegemaakt en ook op mijn vraag ” dus ook wij volgend jaar glasvezel ” ? Antwoord van de mannen die aan ‘t werk waren : ” ik denk de kinderen van uw kleinkinderen . ” Duidelijk antwoord dus en we werken nog steeds op de nu voor ons normale snelheid. En dat gaat eigenlijk best , als je er aan gewend bent.