(klik op de foto’s om ze te vergroten)
Nee, ik kijk er niet op neer op de Cevennen – in de zin van minachten. Integendeel! De Cevennen zijn niet alleen een prachtig, ruig natuurgebied, ook is er de herinnering bewaard aan de hugenoten die ondanks de vervolgingen onder Lodewijk XIV geen strobreed wilden wijken en hardnekkig aan het gezuiverde geloof vasthielden. Waar ze in andere delen van Frankrijk ruw werden overrompeld, bleven ze in de moeilijk te bereiken dalen van de Cevennen tegenstand bieden. ‘Résister’, was hun lijfspreuk.
De Cevennen zijn in het collectief bewustzijn van de Fransen symbool gebleven voor onafhankelijkheid en voor de moed om voor je geloof en ideeën op te komen. Daar zie je niet op neer. En toch heb ik dat gedaan. Maar dat was omdat ik er eens in een vliegtuigje boven vloog.
Het was de eerste keer – en vooralsnog enige keer – van mijn leven dat ik in een sportvliegtuigje zat. Voorin, in de cabine. Ik mocht van de piloot zelfs de hendel – of zeg je het stuur? – vasthouden. En de Cevennen, rechthoekige stukken donker bos, rotsige plateaus, spelonken, schoven onder ons langs. Hier gelig oplichtend, op andere plekken bruinig paars, vanwege waterige wolkjes die boven die plekken stilhielden.
Ooit een weverij in St-nog-wat
Hoe ik erachter was gekomen dat hij een huis had aan de voet van de Cevennen, op een uur rijden van mij vandaan? En dat hij daar een paar maanden in het jaar verbleef omdat hij van dat huis een logies had gemaakt? Het moet via LinkedIn zijn geweest. Ik kwam hem tegen als connectie van connecties, zijn profiel verschafte de nodige informatie. Hij was, net als ik, een oud-Leidenaar, dat schept à priori een band. Ik besloot zomaar eens te bellen, naar die logies in het dorp St-nog-wat. Ik ben de naam vergeten, en mocht ik hem terugvinden, dan verklap ik hem niet. Ook de naam van de persoon in kwestie houd ik voor me. Wel zo discreet. Ik gebruik een schuilnaam: Mark Luuster. Ik bellen, Mark neemt op. Ik stel me voor, hij vindt dat ik langs moet komen, we maken een afspraak. Gezellig en tot gauw.
Het bleek een groot gebouw te zijn, ooit een weverij, omringd door een ietwat verwaarloosde tuin. Het zomerseizoen was voorbij, maar ik vroeg me af of er, gezien de onverzorgde staat van het geheel, die zomer gasten waren geweest. Er was kip noch kraai te bekennen. Ik had mijn auto, met mijn hond erin, voor het hek geparkeerd. Ik liep het terrein op, riep hallo. Geen antwoord. De keukendeur stond open, binnen trof ik een bende die aan een Leids corpshuis deed denken: kratten met bierflesjes, resten eten in pannen, op de tafel een fles Ketel 1 en een doos sigaren. Stilte. Een brommende vlieg. Tja, dan maar niet. Ik had het hek alweer bereikt toen ik achter me iemand hoorde roepen. Dus toch. Waarna alles in een soort stroomversnelling raakte. Ja, hij had me wel degelijk verwacht. Ja, ik zou blijven lunchen, samen met een bevriend stel uit de buurt, ook Nederlanders. Het werd een gezellige aangelegenheid, bij de salades vloeide rijkelijk de witte wijn, en bij de koffie stelde Mark ons voor wat te gaan vliegen.
Hoor ik het goed? Vliegen? Hoe bedoel je? O, gewoon vliegen, met mijn vliegtuigje. Ja maar… Mark was van geen ‘ja-maren’ gediend.
Aardse zorgen en heiligschennis
We reden met mijn auto naar het kleine vliegveld in de buurt. Ik parkeerde de auto in de schaduw van een boom, vanwege de hond. We liepen naar een hangar, daar stond het gevaarte. Met z’n vieren duwden we hem naar buiten, naar de startbaan. Ik wist niet dat zo’n sportvliegtuigje zo licht kon zijn. Ik moest naast Mark voorin zitten, het bevriende stel zat achter. Mark start de motor, een voor een gaan de propellers draaien, het gevaarte komt in beweging: we rijden, we maken vaart, we hellen naar de hemel, we vliegen. Ik zie mijn auto beneden, half onder de kruin van een boom. Zolang de zon er maar niet op schijnt, want dan stikt de hond. Ik vergeet mijn aardse zorgen. Bijna een uur lang brommen, zweven, buitelen, cirkelen we boven de bergen. Ik kreeg al gauw de smaak te pakken. Wat niet wegnam dat een klein innerlijk stemmetje me van zoiets als heiligschennis beschuldigde. In deze bergen was ooit zo geleden, zo gestreden, in de naam van de hoop, het geloof en de liefde, en wij daar boven – ja, boven, alsof we er ‘boven stonden’ – maar luchtigjes speelvliegen. Ja maar, bedacht ik toen: ze hadden ook geleden en gestreden tegen heiligverklaringen, alsof mensen daartoe het recht hebben, want alleen God is heilig. Dus niets heiligschennis. Alles heeft zijn tijd, niet alleen leed, ook spel en plezier. Toen het tijd was om te landen, nam Mark de hendel weer van me over. Dit was het spannendste moment. Daar was de boom weer, de auto stond nog steeds in de schaduw. Voor ons de landingsbaan, we naderden de hangar, de wielen proefden even aan het cement, toen pakte het, we minderden vaart, een prima landing. Knap gedaan, Mark!
Nooit meer iets gehoord: alles potdicht
Het was alles zo onverwacht geweest! Mark Luuster heb ik nooit meer gezien of gesproken. Een mailtje om te bedanken. Een berichtje terug. Weer een mailtje van mij, ditmaal geen antwoord terug. Nooit meer een antwoord. Ik ben een jaar later weer eens langs de oude weverij in St-nog-wat gereden. Ditmaal was alles potdicht. Mocht Mark deze column lezen – hij zal alles meteen herkennen – dat hij dan mag weten dat ik met veel vreugde aan die bijzondere dag terugdenk. Ik in zo’n vliegtuigje, aan het stuur – nee, dat had zelfs ik niet van mezelf gedacht.
museum Le Desert -een schuilkerk is zeker voor (ex-)Hugenoten een aanrader. Ook daar ging het niet zachtzinnig toe. Wellicht vind je zo nog een voorouder terug.
Mooie tip, merci.