“Dit is de laatste”, zei épicerientje vanmorgen toen ik m’n ‘fontaine’ wit kwam ophalen – zo’n doos van vijf liter – die ze altijd speciaal voor me onder de toonbank apart houdt. “Ik kreeg er maar zes deze week, geen idee wanneer er nieuwe voorraad komt.”
’t Is bio-wit, en verdomd lekker. Je zou er bijna van je rosé-verslaving van af raken. Eigenlijk zou ik naar het wijnchâteau moeten gaan dat ‘m maakt. Maar dat is nogal een eind uit de buurt, en bovendien gun ik épicerientje de omzet.
Voor de bulk rosé hebben we de lokale cave, maar voor deze speciale witte shop ik toch graag bij haar, op het dorp.
Ik dacht nog even het terras van de kroeg op te struinen voor een aperitiefje, maar daar werd me de weg versperd door een vrolijk bedoeld sliertje bleke vlaggetjes dat aangaf dat het vandaag ‘Fête des terrasses’ was. Het leek me handig als je dan dat terras ook óp kon, maar de festiviteiten bleken pas om 18 uur te beginnen. Via de invalidenoprit kon ik toch nog aan een tafeltje geraken. Een bijbehorend glaasje bestellen bleek nog niet zo eenvoudig. Voor de op handen zijnde festiviteiten was een speciale kracht ingehuurd, getooid met feestelijke strohoed en T-shirt dat aangaf dat hij hier toch echt rondliep vanwege dat terrassenfestijn. Aardige jongen, vol goede wil maar zonder horeca-ervaring. Geeft niks, we zijn wel wat gewend. Na een klein kwartiertje bracht hij de bestelling, twee glaasjes rosé. De ijsklontjes was ie vergeten, die kwamen tegen dat de glazen bijna leeg waren, dus we bestelden er nog maar twee, plus opnieuw ijsklontjes. Het kwam. Helaas, de ijstang vergeten. “Laat maar hoor, we doen het wel zonder!”, riep ik hem na terwijl hij alweer naar de overkant van de weg stiefelde (het terras en het café zijn gescheiden door de doorgaande weg door het dorp). Maar die tang wilde hij toch kwijt. Met een sierlijk bedoelde zwaai deponeerde hij het grijporgaan in het wankele glas met ijsklontjes, dat prompt kapseisde. Ik kon het nog net opvangen. Nou die verse glaasjes rosé nog. “O ja, vergeten.”
Terwijl hij over de zebra nadere met de bestelling in wankel evenwicht op het dienblaadje, stak de mistral weer eens op en rukte hem de strohoed van het hoofd. Hij greep er achteraan, de glaasjes spatten kletterend uiteen op het asfalt.
Dat wordt nog wat, vanavond, als het fête plaats moet grijpen. Ik zal er niet bij zijn, ik geloof niet dat er meer dan een paar toeristen – ik heb weer wat Deens en Amerikaans horen knauwen – op af komen. De vaste kroegclan mijdt dit soort festiviteiten als de pest.
Ik ging ook naar huis. Even naar de Tour kijken en dan m’n speciale witte bottelen. Jawel, ik bottel (soms) zelf, als ik een mooi flesje wat langer wil bewaren. Daar had ik – behalve natuurlijk een setje schone flessen – een speciaal martelwerktuig voor: een bouchonneuse. Dat martelen slaat overigens op mij, zo makkelijk was het niet om die kurken in de fles te krijgen met het inmiddels antieke apparaat dat ik daar ooit voor heb aangeschaft, vlak nadat ik hier in Zuid-Frankrijk aanlegde. Wijn kopen bij de lokale cave, ja natuurlijk deed je dat meteen. Je kreeg je drankzucht mee in een plastic tankje van vijf liter. Prima te drinken, tot je zo ongeveer halverwege was. Dan sloeg de verzuring doorgaans toe. Maar om nou de rest van dat tankje leeg te kieperen? Als je nou eens dat tankje meteen op fles deed? En zo begon ik te bottelen. Dat viel verdomd niet mee. Het vullen van de flessen ging nog wel, maar die stugge kurken met dat k*t-apparaat erin zien te rammen, dat was bodybuilding waar ik niet voor had doorgeleerd. Die kurken moest je eerst met een soort van nekklem samenknijpen tot ze zo ongeveer in een flessenhals pasten. Daarna moest je ze er met een soort van hefboom in zien te proppen. Dubbeldubbeldubbel-trots dus als het was gelukt. Ik voelde me een echte Française bovendien, haalde glunderend m’n eigen flesje tevoorschijn als er bezoek was, om vervolgens net zo hard te moeten zwoegen om die kl*te-kurk er weer uit te krijgen.
Na verloop van tijd kwam de ‘fontaine’ zoals ze zo’n foliezak in een kartonnen doos met vijf of tien liter hier noemen, in zwang. Gegarandeerd drie maanden houdbaar. Dat durf ik te betwijfelen, maar de wijn blijft er inderdaad geruime tijd behoorlijk in op dronk.
Maar ja, m’n speciale witte gaat niet snel, die moet dus op fles als ik er wat langer van wil genieten. Bottelen dus. Daar heb ik tegenwoordig een Ferrari voor. Een bouchonneuse 2.0, een kind kan de kurk doen.
Maar m’n ouderwetsche allereerste ‘kurkfabriekje’ zet ik niet op marktplaats. Dat koester ik, uit pure nostalgie.
Door Renée-Vonk-Hagtingius
Dit bericht delen op:
Schitterend, jij wijn en mijn Brammie bier, hahaha
Ja… maar Bram brouwt zelf, da’s toch een stuk knapper. Ik ram er alleen maar kurken in.
Het moet een hobby zijn, anders lukt het je nooit …. . Zelf thuis wijn maken voor eigen …. consumptie dat zou ik graag willen doen. Zijn er onder de ‘kijkzuidfrankrijk fans’ bottelaars die mij kunnen adviseren ( wat heb je o.a. nodig ) om op een later tijdstip te genieten van mijn eigen wijntje.
Jongens, wie heeft er tips?!
Hey Renée,
Je moet die kurken wel eerst een uurtje laten weken in water met een beetje glycerol anders is je kurkapparaat binnen de kortste keren naar de filistijnen. Er is tegenwoordig een alternatief,plastic doppen,veel eenvoudiger maar ook nog een klein apparaatje nodig, bij Amazon bvb :Tire Bouchon Plastique !
Gezien, bedankt voor de tip. Maar dan moet je precies de juiste maat flessenhals hebben (dat verschilt nogal eens bij de door mij opgespaarde flessen). Bovendien lijkt me dat je er flink wat handkracht voor nodig hebt, en die heb ik niet.