Beetje sinistere aanhef? Nee hoor, dit heeft niks met dat idiote Halloween te maken en al helemaal niks met echte narigheid. ’t Is gewoon een belevenisje en Provence.
We hadden hier woensdag, zoals altijd op 1 november, Toussaint, Allerheiligen, de dag waarop je bloemen legt bij het graf van een overleden dierbare. Vind ik wel iets moois hebben. Ik ben van alle geloof afgevallen, maar als ik had mogen kiezen, dan was ik toch liever katholiek dan gereformeerd opgevoed geweest. De roomse kerk is volgens mij een stuk gezelliger en er wordt in elk geval mooier gezongen. En sinds ik van die traditie van Toussaint weet, doe ik eraan mee. Op de cimetière in een dorp verderop ligt een lieve vriend begraven die ik niet kan en wil vergeten. Maar woensdag op Allerheiligen, nationale vrije dag, had ik volk over de vloer en ik dacht: dan donderdag dat bloemetje op dat graf leggen.
Ik stuitte op een gesloten deur. Waarom dat zo is, heb ik nog steeds niet begrepen, maar bij veel kerkhoven in de Provence kun je niet zomaar even naar binnen lopen. Heel even dacht ik erover met mijn bloemen over de muur te klauteren. Maar ja, geen achttien meer. En voor je ’t weet, trek je minder charmante aandacht.
Ik ben niet zo geneigd me met nederlagen te laten afschepen. Dus ik naar de mairie. Om uit te leggen dat ik dan wel een dag te laat was, maar dat ik toch dat kerkhof op wilde. Ik werd zo te zien begripvol aangekeken, ik hoefde geen stampij te maken in de sfeer van ‘alles is altijd te laat in de Provence’.
Ik kreeg uiteengezet dat de burgemeester zelf de sleutelbewaarder van het kerkhof was. En personne!
“Et alors?”, vroeg ik. Hij was er niet, en zijn adjoint, de wethouder die misschien een reservesleutel in haar handtasje had, ook niet. Zelfs in het café, de enige echte vraagbaak als je in de Provence iets te weten wilt komen, werd ik afgeschud. Ja, natuurlijk, ze kenden me daar niet. Die sleutel? Zoek het uit.
Onverrichter zaken, retourtje chez moi, kwam ik weer langs het kerkhof. Er stond een wit bestelautootje voor de poort die open was. Ik parkeerde ernaast en wachtte geduldig de terugkomst van de bestuurder af die misschien wel bij het graf van zijn moeder had gebeden. Je weet het niet.
Beetje profaan vroeg ik hoe in vredesnaam hij aan de sleutel was gekomen. Hij keek me verwonderd aan en wees op een stenen bakje dat halverwege de rechter muur van de poort hing. ‘De porte-clés’ zei hij, het sleutelbakje, dat wist toch iedereen?
Ik legde mijn bloemen op het graf van de vriend ik best mis. Maar Toussaint, zo voelde het niet.
Eerder genaaid.
Ongelooflijk dat het hele dorp samenspant om de Bataafse uit het kerkhof te houden: incompréhensible..!