Een onbetrouwbare week. Die idiote combi van hevige regen, gevolgd door een uitbundige voorstelling van de zon, en een uurtje later dan weer geplens. Koud was het niet, helemaal niet. Maar ‘het seizoen’ met die toeristen is voorbij en waarschijnlijk om omzettechnische redenen vindt de café-baas dat hij zijn nering dan op maandag gewoon maar dicht mag gooien. De huiskamer van het dorp. Mijn vriend Francies de aannemer heeft vorig jaar een vergadering van de gemeenteraad vanaf de publieke tribune demonstratief onderbroken door de kwestie aan de orde te stellen. Gewoon een vraag. De burgemeester vroeg om kalmte en legde uit dat hij er niets aan kon doen.
“Waaraan dan wél?”, had Francies vilein gevraagd. Er speelde toen tussen die twee ook iets in verband met een bouwvergunning. In de raadsvergadering gingen ze daarna weer verder over een eventueel tweede stoplicht. Of misschien wel drie. Bij die complexe kruising ter hoogte van de pizzeria. Enig verkeer vanuit het stadje verderop, nog minder drukte van ons dorpelingen, maar er is daar ook nog een route naar de sjieke tweede huizen in de heuvels en die voert langs de cave waar ze onze lokale rosé tegen een nog net aanvaardbare prijs verkopen. Dus we kennen dat traject wel.
De volgende dag had de burgemeester, die regelmatig aanschuift bij ons dagelijks apéro-conclaaf, laten weten dat de 11 volksvertegenwoordigers in de raad hadden besloten dat er uiterlijk in 2027 drie stoplichten geplaatst moeten zijn. Het budget had hen iets voor monsieur le maire geleken. Hij zou ernaar kijken. Hij had niets beloofd.
Het werd dus dinsdag voor we weer bij elkaar kwamen. Zoals steevast rond midi, het was toevallig droog die dag. Francies verraste ons met een voorstel van zijn hoogbejaarde moeder: voorlopig de maandagsessie van onze bijeenkomst in het maison de retraite? Ze acht zich de zelfbenoemde presidente van het bejaardenhuis waar alleen weduwen wonen. Hun echtgenoten zijn allemaal dood. Ook Francies heeft me nooit kunnen uitleggen hoe dat precies zit. Maar als je er een paar keer geweest bent en wat van die dames in de categorie oma en overgrootmoeder ontmoet hebt, hoef je niet voor een Nobelprijs in aanmerking te komen om minstens wat te vermoeden. Ik houd op: arme mannen.
Voor zijn doen heel opgewekt presenteerde hij het voorstel van zijn moeder alsof het een motie in de gemeenteraad betrof. Hij wees er nadrukkelijk op dat zijn moeder toezegde dat er rosé en/of pastis voor handen zou zijn. Geen mens die haar kent, twijfelde daar een seconde aan.
De Brulboei was de eerste die nee zei. Hij, jager, woudloper en niet geheel onbekend bij justitie, ging zelfs met ons echt niet op visite bij een collectief van antieke zeurpieten. Ik denk dat hij zoiets trachtte te bedoelen. Normaal gesproken is hij in zijn oordeel hardvochtiger. Hi werd bijgevallen door de jonge president van het Office du Tourisme, die tot volgend jaar Pasen niets te doen heeft, maar die qua redding van het dorp weinig heil zag in een café in het bejaardenhuis. Jacqueline van de mairie vond het juist wel een goed idee, haar oma woont er, en de altijd verstandige ex-onderwijzer De Pens uit Amiens opperde iets over solidariteit tussen generaties. Hij zou ‘onze’ pastoor die allerlei parochies in de buurt bedient, zeggen dat hij elke maandag naar ons maison de retraite moet komen.
De burgemeester was erbij komen zitten. Hij zou de ‘motie’ van de moeder van Francies aan de gemeenteraad voorleggen. En misschien iets opperen over subsidie.
Francies stond op en gaf de burgemeester een hand. Plus zo’n vage Provençaalse wangzoen.
Toen begon het weer te regenen.