Zo dan. Dat hakt erin. Vanaf zaterdag zitten alle bars en restaurants in Marseille en Aix-en-Provence potdicht. Coronamaatregel, van gezondheidsminister Olivier Véran. Heb ik er last van? Nee hoor, toch al niet van plan er even heen te gaan. Maar dat ze in Parijs niet de moeite hebben genomen even te overleggen over deze heftig ingrijpende sociale en economische maatregel met bijvoorbeeld de burgemeester van Marseille of de president van de regio PACA/LeSud, dat vind ik op z’n minst bijzonder. Gewoon gisteren botweg afgekondigd! Michèle Rubirola, de kersvers gekozen burgemeester van Marseille die op het ogenblik in het ziekenhuis ligt, is woedend. Via haar woordvoerder laat ze weten dat ze de ‘heftige aankondigingen’ van Véran onacceptabel vindt. Renaud Muselier, de president van de regio PACA/LeSud, had het over een ‘collectieve afstraffing met keiharde economische gevolgen’. Hartelijk dank ‘Parijs’, waar volgens diezelfde Véran de café’s en restaurants nog wel gewoon tot 22 uur open mogen blijven.
Parijs en de rest van het land, het komt nooit goed.
Ik zou er niet over begonnen zijn als ik Vlad niet toevallig weer was tegengekomen op het dorp. We streken neer op het kroegterras voor een drankje en om een beetje bij te praten. Nou, zeg maar bij te janken. Vlad – eigenlijk Vladimir, een ooit in ons dorp neergestreken Serviër (nee, geen vluchteling) – was de uitbater van de aardig draaiende pizzeria hier. Dat zo’n plattelandsdorpje zijn stek niet was, was al jaren duidelijk, maar hij hield het redelijk vol. Tot corona kwam en de toeristen niet. Vlad wilde al langer weg, en een paar weken geleden greep hij zijn kans; hij kon een nerinkje in Marseille overnemen. “Vlak bij de oude haven, internationaal publiek! Nu was het een gunstige tijd, lage prijs, weinig investering en dat coronagedoe ging ook wel weer over.” Vlad zag gouden bergen opdoemen. Daar had ie wel vaker last van gehad. Nog geen jaar geleden was een ‘gouden deal’ in het stadje verderop in een hangende-pootjes-terugkeer op het dorp geëindigd. Maar dit keer ging hij er helemaal voor. Hij trok de deur van z’n pizzeria achter zich dicht terwijl de overige dorpseethuisjes nog gewoon hun terrasjes – met gepaste aftand – buiten opstelden voor de na-seizoeners (en ik) die echt nog wel wilden neerstrijken.
En nu zat hij hier op het kroegterras, bijna in tranen. “Weet je, alles was rond, zaterdag zou ik open gaan. Het had gewoon kunnen lukken. Krijg je dit!”
Ja, dan doe je er even het zwijgen toe. Wat moet je zeggen? Stom virus? Stomme overheid? Die Véran zal wel geen coronabesmettingsmetertje op zak hebben om te bepalen waar de boel op slot moet en waar de economie nog, soms op een haar na, mag blijven doordraaien. Daar zitten teams van deskundigen achter, medici, economen, beleidsbepalers. Wat kunnen we hebben, wat niet. Hoe wegen we de medische capaciteit bij de tweede golf af tegen de economische gevolgen. Hoeveel ‘ophokplicht’ pikken de burgers nog voor er een ‘burgeroorlog’ uitbreekt. Oftewel: hoeveel rek zit er nog in het elastiekje?
Ik ben er niet gerust op. Misschien wel meer dan ooit ben ik blij dat ik flink afgelegen ‘en pleine nature’ woon.
Bij Vlad is de rek eruit. Hij gaat een uitkering aanvragen, en coronasteun, want hij heeft natuurlijk wel geïnvesteerd in die Marseillaanse pizzatent.
Hier in de dorpskroeg zijn ze er snel klaar mee. Parijse willekeur. Want waarom mag daar de boel wél open blijven?
“Nee Vlad”, voegde stamgast ‘Glaasje(s) Rood’, die zo heet vanwege zijn extreme voorkeur voor een glaasje (of meer) rouge in het land van de rosé, hem troostend toe terwijl hij hem met het mondkapje aan en oor bungelend op de schouder klopte, “ga jij maar lekker die uitkering aanvragen. Je pizza’s waren toch al niet te vreten.”
Voor de Serviër het besef had uit zijn stoel op te springen was hij al grinnikend het terras afgezwalkt. We noemen hem niet voor niets ‘Glaasje(s) Rood’.
Op weg naar huis ging ik m’n afhaalpizza ophalen bij de andere pizzatent op het dorp die nog wel open was en wachtte netjes buiten het nauwe hokje tot m’n ‘trois fromages’ klaar was. Dat duurde even, er was een klant voor me die uitgebreid binnen stond te ouwehoeren. Toen mijn beurtbelletje ging kwam ie naar buiten: Vlad, met een stapel pizzadozen. Hij grijnsde me vriendelijk toe en ik dacht: ‘Glaasje Rood had gelijk.’
Door Renée Vonk-Hagtingius
Dit bericht delen op:
Genoten van je stukje, Renée,
Merci Micheline.