La Drôme Provençale: het buitenbeentje van de Provence

ma 24 mei 2021

Door Rémi de Ridder (m.m.v. Otto Blauboer)

(klik op de foto’s om ze te vergroten)

Alleen muggenzifters rekenen La Drôme Provençale niet tot de Provence. Formeel hebben ze gelijk, maar iedereen die de streek verkent, snapt meteen dat ie is ondergedompeld in misschien wel het verleidelijkste deel van die zo vaak bejubelde Provence. Geuren, kleuren, unieke dorpjes, truffels en wijn, het kan niet op. En een ‘hoofdstad’ als Nyons is ook niet te versmaden.
Mooi, daar ben ik vanaf. Ik ben niet zo van eigentijds samenvattingen in 5 regels. Haast en de Provence zijn als de Formule I en de postkoets en ik doe liever mijn eigen verhaaltje.
Om te beginnen: ik lust geen noga. Beetje rare zin om mee te openen. Maar de kwestie is: waar begint de Provence? Al in Montélimar, ‘la capitale du nougat’, en tevens bijgenaamd ‘Portes de Provence’? Ik heb niets tegen Montélimar, best een aardige stad met een interessante historie, de Gorges de l’Ardèche en het Parc Naturel du Vercors min of meer om de hoek. En dat Château des Adméhar mag er zijn. Ik ben er ook wel eens gaan proeven in het Palais des Bonbons, du Nougat et des Souvenirs. Maar dat kwam omdat er een aantrekkelijke Citroën Traction Avant voor de deur stond en er binnen nog meer klassiekers te bewonderen bleken. Kijk zelf maar: klik hier.
Maar die noga is dus echt niet aan mij besteed. Kermismix van eiwit, honing en amandel, in de 17e eeuw schijnen ze ter hoogte van de stad voor het eerst amandelbomen te hebben geplant. ‘t Zal best, maar ik vind dat de Provence – als je vanuit het noorden komt – op z’n vroegst in de buurt van Valence begint. Als er al ‘Portes de Provence’ zijn, dan toch daar ergens. Andere huizen met van die Provençaalse daken, volgens de autothermometer begint de temperatuur er (meestal) iets op te lopen. Dan zijn we weer thuis.

‘Le Petit Nice’, zonder zee
Toen ik alweer een tijdje terug geen echte haast had, besloot ik van de A7 af te slaan. Toch eens een kijkje nemen in die Drôme Provençale (net boven de Vaucluse) waarvan ik niet veel meer wist dan dat iedereen er opgetogen over doet en dat je er niet weet of je nou in de Provence ben of nog niet. Wat zou het?
Ik belandde in Nyons. Ik had een keer van iemand in Nice gehoord dat je in Nyons óók een ‘Promenade des Anglais’ hebt. Dat leek me onwaarschijnlijk, maar ‘on ne sais jamais’. En ik had weleens promotiefolders onder ogen gehad waarin over Nyons sprake was als ‘le Petit Nice’. Het leek me pertinente onzin. En terecht, want geen zee te bekennen natuurlijk. Maar wel een sfeertje dat me na een paar uur rond sjokken op de een of andere manier aan Nice deed denken. Die Promenade des Anglais bleek wel degelijk te bestaan, maar dan een beetje anders: een smalle bochtige weg tussen de olijfgaarden. En ja, Nyons associeer je onvermijdelijk met hét product van het stadje: zwarte olijven die een internationale reputatie genieten. Ik had weleens een tapenade geproefd, op basis van la Tanche, AOC-olie van die zwarte olijven. Voor ik het vergeet: La Drôme is volgens officiële cijfers het meest bio-departement van heel Frankrijk.

Een méditerraan micro-klimaat
Het was uitstekend weer en later zou ik lezen over het uitzonderlijk, typisch méditerraan microklimaat in die buurt. En ik had al door het oude Quartier des Forts gewandeld met zijn middeleeuwse straatjes, waterputten en -baden waar ze vroeger de was deden. ik was de beroemde Romeinse brug (1407) overgestoken en ik had bij de entree van de stad de Romeinse arc (43 meter hoog) bewonderd. De geschiedenis van Nyons zou een verhaal apart zijn, inclusief godsdienstoorlogen en politieke beroering.
Ik reed nog een beetje rond in wat tot mijn verbazing een overtreffende versie van de Provence bleek te zijn. Lavendelvelden zover het oog reikte, wijngaarden, unieke dorpjes tegen berghellingen opgeplakt, ik keek mijn ogen uit. Geen wonder dat vier ervan op de lijst van mooiste dorpjes van Frankrijk staan: La Garde-Adhémar, Le Poët-Laval (waar Gerard Reve ooit zijn ‘Geheime Landgoed’ bewoonde), Miramande en Montbrun-les-Bains. Ik kwam vrijwel geen tegenligger tegen.

 

Geitenkaas, lavendelhoning, lindebloesem en knoflook
“Ja” vertelde me Otto Blauboer wiens familie er al jaren woont en m’n tipgever was, “wijn uit de Drôme Provençal, hmm… Côtes-du-Rhône, proef de AOC en IGP, les Coteaux des Baronnies. Heb je de excellente geitenkaasjes picodon (AOC) gekocht, de lavendelhoning, de abrikozen? Die zijn echt heel speciaal. Wist ik van de kersen en de pruimen? Van de lindebloesem in Buis-les-Baronnies, van de knoflook van Valdaine?”
Nee, moest ik erkennen. Zoals ik ook niet wist dat lavendel het tweede ‘produit signature’ van de streek is. Ga maar even kijken in Distellerie Bleu Provençe, kun je zien hoe lavendelolie wordt gemaakt. Of ga wandelen langs een van de lavendelroutes die Provence7 aanbeveelt. Klik hier voor meer info.

Le diamant noir
Maar van de zwarte truffel die naast de olijven de Drôme Provençale aan een topnotering in kringen van gourmands heeft geholpen, wist ik gelukkig wel het één en ander. Want lang geleden heb ik een keer de ook letterlijk bewierookte truffelmis in Richerenches (3e zondag in januari) op de grens met de Vaucluse bijgewoond. ‘Le diamant noir’ van de Drôme doet bepaald niet onder voor die uit Périgord.
De grote Franse schrijver Jean Giono (1895-1970) die in de buurt in Manosque in Alpes-de-Haute-Provence woonde, noteerde ooit: “Nyons lijkt me het aards paradijs.” Zijn collega René Barjavel iets later: “Het enige verschil tussen het paradijs en Nyons is dat de mensen in Nyons nog echt leven.”
Dat laatste bevestig ik met graagte. En ’s zomers is het er knap druk. Als je er bent: twee aardige resto’s in de Rue des Déportés: Le Goût à l’autre en La Farigoule.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven