(klik op d foto’s om ze te vergroten)
In het verleden hebben zich talloze Fransen in Nederland gevestigd. Dat weten we uit de geschiedenisboekjes, het valt ook af te leiden uit de veelheid francofone achternamen die we in de telefoongids aantreffen. De grootste immigratiegolf dateert van de laatste jaren van de zeventiende eeuw. Nadat in 1685 het Edict van Nantes – het verdrag dat de Franse protestanten vrijheid van godsdienstoefening toekende – werd herroepen, zochten ongeveer veertigduizend hugenoten in ons land hun toevlucht. Dat was veel voor die tijd. Het omgekeerde kwam minder vaak voor. Over Nederlanders die in Frankrijk neerstreken is weinig bekend.
Balling in Parijs
Hugo Grotius (Hugo de Groot, 1583-1645) heeft een tijdlang als balling in Parijs gewoond, maar ballingschap is iets anders dan permante vestiging. In de postuum verschenen mémoires van Louis de Rouvroy, de hertog van Saint-Simon (1675-1755) komen haast geen Nederlanders voor. De mémoires tellen meer dan drieduizend pagina’s, en die bevatten minstens evenzoveel namen – namen van de fine fleur van het koninkrijk van Lodewijk XIV – ik kom er slechts één Nederlander in tegen. Een Nederlander, althans, voor wie Frankrijk een tweede vaderland werd. De paar ambassadeurs van de Republiek die de hertog-schrijver noemt – Van Heemskerck, Bentinck, Buys – laat ik buiten beschouwing. Hun verblijf was maar tijdelijk.
Een lijk of een stuk hout?
Nee, één Hollander die voor een permanent verblijf koos, en aan hem wijdt de hertog van Saint-Simon een paar interessante zinnen. Zijn mémoires zijn niet alleen een allesomvattende kroniek van het tijdperk van de Zonnekoning, ze behoren ook tot de hoogtepunten van de Franse literatuur. Toen die Hollander, die hij evoceert, stierf, werd zijn stoffelijk overschot in alle haast begraven – maar… was het wel zijn stoffelijk overschot? Misschien ging het om een nagemaakt lijk? Saint-Simon heeft het over een bûche, dat wil zeggen een stuk hout.
Erebaantjes die te koop waren
Ik heb het over Jacobus Hartger (Jacques) van Holt die uit een weinig aanzienlijk Gelders landjonkergeslacht stamde. Hoe, waardoor, waarom is onbekend, maar hij vergaarde in Parijs een fortuin en bracht het tot ‘trésorier général’, (hoofd-penningmeester) van de Franse marine en ‘grand audiencier’ (groot-griffier) van de koning. Zulke hoge ambten, vaak niet meer dan erebaantjes, waren in die tijd te koop. Van Holt zal er een flinke som voor hebben neergeteld, het gaf hem toegang tot de hoogste hofkringen. Hij werd door prinsen, maarschalken en kardinalen gevousvoyeerd en gekoesterd – schrijft Saint-Simon. In 1701 schilderde de fameuze Hyacinthe Rigaud 1659-1743) zijn portret.
Feestmalen en speeltafels
In zijn woning in Issy-les-Moullieux bij Parijs richtte hij dure feestmalen aan, en de speeltafels waren bij hem doorgaans druk bezet. “Il donnait grand jeu et grande chère”. Totdat zijn zaken in het honderd liepen, met een compleet bankroet als gevolg. Volgens Saint-Simon leek het Van Holt het verstandigste om voor de gevolgen zijn ogen te sluiten (“il jugea à propos de ne pas le voir”). Men trof hem dood aan in zijn bed – “et on se hâta d’enterrer ou lui ou une bûche”. Snel werd hij ter aarde besteld, hijzelf of een stuk hout. Saint-Simon voegt hier droogjes aan toe dat het gerucht de ronde deed dat Van Holt met stille trom was vertrokken om zich onder een andere naam ergens anders te vestigen. Wie zal het weten?
Intendant van de Elzas
Jacques Van Holt had een zoon. Na het débacle van zijn vader hield die zich een tijdlang koest. Maar hij had machtige beschermheren, en dankzij hen krabbelde hij weer overeind, om vervolgens een glansrijke carrière te maken. Hij werd onder andere koninklijk intendant van de Elzas. Een hoge post.
Volgens Saint-Simon was hij van vernuft noch talent verstoken (“il n’est pas sans esprit ni talents”). En wanneer Saint-Simon dat zegt, dan wil dat heel wat zeggen. De oordelen die hij over zijn medemensen velt zijn vaak meedogenloos.
De uitspraak van die naam
Hij eindigt zijn paragraafje over de Van Holts met de mededeling dat Barthélémy Van Holt zijn naam liet veranderen in De Vanolles. In de tijd van zijn vader moet de oude Gelderse naam al zijn uitgesproken als Van-nolle. Met een ‘de’ ervoor klonk het in Franse oren adelijker. “Le de est plus noble et le nom plus français » » ». In het stadje Sélestat, in de Elzas, heb je een Place Vanolles (openingsfoto), en even zuidelijker, in Colmar, een Allée Vanolles. Ze zijn genoemd naar de intendant De Vanolles, van wie ik niet weet of hij nazaten had. Zou hij hebben geweten waar zijn vader zijn laatste dagen sleet? Zou hij heimelijk in verbinding met hem hebben gestaan? Voor zover hij althans niet onder de grond lag, maar in plaats van hem een nagemaakt lijk – een stuk hout, een bûche.
Caspar Visser ’t Hooft is schrijver, columnist en bedenker van de veelgelezen site www.schrijverinfrankrijk.nl met bijdragen van tal van geroemde auteurs.
Boeiend; merci
Heel interessant !