In 1980 maakte ik voor het eerst kennis met het fenomeen ‘autoroute’. Weliswaar bestond de A7 sinds de jaren ’70, maar pas in 1984 was sprake van een min of meer doorlopende autosnelweg door de noordelijke helft van Frankrijk. De reis duurde een eeuwigheid en er was altijd een spartaans overnachtingshotel met bedden uit de Franse revolutie nodig om de afstand tussen Noord-Nederland en de Luberon te overbruggen.
Mijn liefde voor het Franse overnachtingshotel was geboren. Bij voorkeur geen onpersoonlijk doortrekhotel à la Formule1, maar zo een waarvan altijd een markante herinnering in het brein blijft kleven. Bij voorkeur een hotel mét restaurant en bijbehorende regionale wijnkaart. De aankleding van zo’n hotel, van grappig gedateerd tot volkomen smakeloos gemoderniseerd, zegt vaak niets over de kwaliteit van het restaurant. Grote kans dat ze een uitstekend menu en dito wijn voor een fatsoenlijke prijs serveren. De uitbaters zijn vaak van meer dan middelbare leeftijd, het hotel is hun leven. Ze doen dan ook alles zelf: de bar bestieren, gasten in- en uitchecken, sommelier zijn, eten uitserveren en het ontbijt verzorgen. Wanneer en hoe lang ze slapen, is mij een raadsel. Ze zijn altijd aardig en vriendelijk. Noem het Franse hoffelijkheid, voor zover die echt bestaat. Diep respect daarvoor, want toeristen gedragen zich soms uitermate zuur, wanneer ze eisen dat de gastheer hun thermosfles met koffie vult voor onderweg of heimelijk de mand croissants leegroven.
Een dag van kilomters draaien
Zo’n overnachting levert altijd voer op voor een interessante evaluatie op dag twee van de reis. Een dag van kilometers draaien, dus is de autoroute een geweldige uitvinding. Ten opzichte van de eerste jaren is de péage met zijn tijd meegegaan. De tankstations zijn goed uitgerust en je betaalt, de zwarte zaterdagen uitgezonderd, voor een nette parkeerplaats en schone toiletten. Ook tol aftikken bij de tolpoortjes is een fluitje van een cent tegenwoordig, daar komt geen mens meer aan te pas. Voor wie helemaal geen geduld heeft, is er ‘télépéage’.
Achteraf betalen een klus
Geheel volgens de traditie bleek het dit jaar ook weer nodig te zijn om de snelweg op te zoeken en kwam ik bij toeval terecht op de A79. Ik had al wel gehoord van deze ‘proef’ en nam deze proef op de som. De A79 tussen Montmarault en Digoin is de eerste snelweg in Frankrijk waar op volledig elektronische manier tol wordt geheven (péage en flux libre). Boven de weg staan camera’s die de kentekens van passerende automobilisten registreren. Met een tolbadge gaat betalen heel eenvoudig, zonder dat ding is het nogal veel werk om aan je betalingsverplichting te voldoen, dat gaat via een website. Kijk, ik betaal graag voor de service van een schoon toilet en een oppeppende café noir, maar niet voor een boete die kan oplopen tot 375 euro. Betalen kan vooraf of binnen 72 uur na de rit. Het achteraf betalen, via het piepkleine schermpje van de mobiele telefoon en traag internet, was een enorme klus. En dan ben ik best handig met moderniteiten. Eerst vond ik het wel geinig om dit te testen, maar toen ik het afschrift van betaling in mijn mail terugvond, kon ik niets anders dan keihard lachen voor het te betalen bedrag voor dit stuk autoroute: 1 euro! Met andere woorden: als dit systeem wordt uitgerold over andere tolwegen, ben je eigenlijk min of meer gedwongen om een tolbadge aan te schaffen of om de reisroute vooraf al dicht te timmeren en thuis het kenteken te registeren. Of gedraag ik mij nu als een zure toeriste in Frankrijk?
Allang geen toerist meer
Hoe dan ook, ik blijf graag op bezoek komen in Frankrijk en voel me allang geen toerist meer. Uit pure melancholie maakte ik onlangs een kleine omweg binnendoor naar de plek waar het allemaal begon in 1980 en constateerde dat ook de Luberon verandert: de dorpen waar ik graag kom, nemen niet toe in omvang qua huizen, maar wel in parkeerterreinen voor de toeristen. Zelfs de karakteristieke étang in Cucuron heeft een cosmetische lifting gekregen. De bemoste oude stenen zijn er sinds kort bedekt met een industriële betonlook.
Na zo’n rit binnendoor, zonder de zekerheid van toiletten langs de autoroute, was ik blij dat het openbaar toilet in het dorp nog altijd in de buurt van de cave coopérative te vinden was. Ook het café de l’étang was er nog. Interieur en uitbater sinds jaar en dag hetzelfde. Het pichet koele rosé onder de oude platanen liet alle zurigheid onmiddellijk verdwijnen.
Stukje cabaret erbij?
Luister dan naar ‘Jansène’ van Paul van Vliet (jaren ’70), vaste prik onderweg naar Zuid-Frankrijk. Over Nederlanders in Frankrijk en de uitbaters van Franse (overnachtings) hotels: youtube.com/watch?v=svlr8Xeq_Yc