Ga toch fietsen?!

wo 27 oktober 2010

Toen ik een kwart eeuw geleden naar Zuid-Frankrijk emigreerde, nam ik mijn fiets mee. Wel een racefiets hè, geen opoefiets: ik was een redelijk getrainde amateurrenner. Ik schat dat ik in die beginperiode een keer of vier op dat rijwiel naar het dorp ben geweest. De jacht op vers stokbrood, dauwtrappen tegen de heuvels op; het was al snel afgelopen. Ik weet sindsdien beter dan wie ook wat ‘vals plat’ in de praktijk betekent, en ik ben van huis uit al niet zo matineus.
Ik bak intussen al jaren naar tevredenheid mijn eigen brood en die fiets is ruimschoots afgeragd door de jonkies van de lokale ‘cercle’ waar aanstormend talent zich in de beginselen van het echte wielrennen mag bekwamen.
Vanwege familiegedoe was ik drie maanden geleden heel even in Nederland (KLM-vlucht ’s ochtends heen, ’s avonds terug) en mijn neef daagde me uit de fiets te nemen toen het bier op was en de slijter om de hoek bezocht moest worden.
Mooi niet! Decennia niet gefietst, ik moest er niet aan denken. Ik mis op TV nooit de Vlaamse klassiekers, Parijs-Roubaix, de Tour-etappes: passief fanatisme kun je me niet ontzeggen. Ondanks het -zo lijkt het- vaak door een glaasje extra ingegeven gekwaak van Monsieur Smeets, die steevast later ziet wie er in de kopgroep zit dan ik. Terwijl ik de beelden in mijn satellietverbonden boerderijtje in een niet op te sporen Zuid-Frans gehucht toch echt later binnen krijg dan hij…
Toen ik in een grijs verleden sportverslaggever was, reed ik mee in het peloton. In de auto. En voor zo’n ‘teefje’ vergde dat speciale toestemming van hoge heren als Tourbaas Levitain, die “geen wijven in de Tour” als adagium had. De Smeets-achtigen zitten echter aan de ‘meet’ en aan de Chablis, en herkenden renners pas als de hele wielerwereld al gezien heeft dat Andy Schleck voorop is gegaan.
Het parcours van de Tour 2011 is inmiddels bekend. Komt bij mij in de buurt. Ik sta langs de route en moedig aan, reken maar. Maakt me niet uit dat ik van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laar de deur niet uitkan omdat alle wegen in de wijde omtrek zijn afgezet voor normaal verkeer. Prima! De veiligheid van de renners gaat voor.
En dan lees ik -bijvoorbeeld bij Telegraaf-columnist Rob Hoogland- dat fietsers in Nederland een groter gevaar op de weg vormen dan alcomobilisten. Dat gaat dus niet over professionele wielrenners, neem ik aan, maar over dagelijks fietsverkeer.
Ook hier in Zuid-Frankrijk is fietsen inmiddels in de mode geraakt: de stadsfiets maakt deel uit van het urbane mobiliteitsmodel, zullen we maar zeggen. Het ‘wittefietsenplan’ van de Provo’s (jaren zestig vorige eeuw) is in Nice (maar ook in Parijs) vertaald in de ‘vélolib’, een huurfiets die je ophaalt bij een uitleenpunt en een stukje verderop weer inlevert.
Natuurlijk worden ze op grote schaal gejat; dat was voorzien en is verrekend in de huurprijs. De grote ergernis zit ‘m in het feit dat de fietsers in Nice zich aan god noch gebod iets gelegen laten liggen. Levensgevaarlijke capriolen van ongetrainde amateurs die vaak wel een auto-rijbewijs hebben, maar nog nooit op een fiets hebben gezeten. En zich van verkeersregels al helemaal niets aantrekken.
Op de Keizersgracht word je volgens Hoogland door een al dan niet gehelmde fietser van de sokken gereden. Op de Promenade des Anglais mag je ook nog eens je handjes dichtknijpen als zo’n wankel huurfietsje na een frontale confrontatie adequaat verzekerd blijkt te zijn.
Fietsen: óók een vak.

1 gedachte over “Ga toch fietsen?!”

  1. Ik herken dat op de promenade des anglais, ik waag me niet meer op dat fietpadje, maar fiets op de driebaansweg met m’n racefiets, veel veiliger. Daarentegen fiets ik wel met m’n opoefiets op het fietspad, en ik heb gemerkt dat men het geluid van een fietbel niet kent.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven