Wintersport

do 17 december 2020

Door Renée Vonk-Hagtingius

Oké, oké, je zou het niet zeggen als je me dezer dagen door de modder naar de brievenbus ziet banjeren. Iets van 750 meter bergop. Maar vroeger, laten we zeggen ver voor La Grande Guerre, was ik heel sportief. Behalve dan bij vervelende bordspelletjes die ik nooit zo gezellig vond. Bij achterstand ramde ik bijvoorbeeld het bord ‘per ongeluk’ van tafel. En je wilt niet weten hoeveel kaarten ik in m’n mouw had. Maar op straat meevoetballen, ijshockey op het bevroren grasveldje voor de deur, en schaatsen in de polders (toen kon dat nog) op m’n houten Friese doorlopers… Ja, dat wel. Ik was zo’n beetje de eerste ijskoude ‘femme fatale’ in het mannenbolwerk van polderkrabbelaars bij toertochten in de buurt. En er moest natuurlijk wél gewonnen worden. Ik ben heel vaak verhuisd, maar die ene medaille van die amateurwedstrijd van 40 km ergens bij Delft in de buurt ben ik altijd als een diamanten kleinood blijven koesteren. Zelfs toen ik een tijdje in Portugal woonde, stond die pontificaal op de zuiderse schoorsteenmantel. En probeer dan maar eens aan een Portugees uit te leggen wat schaatsen is.
Later had ik de mazzel dat ik op een sportredactie belandde. Mijn eerste buitenlandse verslaggeversreisje bracht me naar Isola 2000. Nooit van gehoord, het skistation was nog nauwelijks ontwikkeld, het moest ‘verkocht’ worden. Ik had nog nooit geskied, maar alles is te leren. Ik werd ontvangen door een monter type van het Office du Tourisme dat dacht ik een Duitse was en ik stond hem dus in mijn – toen nog – MMS-Frans te woord. Dat maakte indruk.
Het skigedoe mocht ik eerst een dagje aanzien, met een tournee langs de belangrijkste skigebieden Auron, Valberg, Pra Loup: ik had nog nooit bergen in het echt gezien en vond het allemaal overweldigend indrukwekkend.
Van dat geski was ik minder onder de indruk. Na een beetje techniekles op een amper glooiend veldje, mocht ik met de oude, kale en een beetje stramme Charles – de skileraar van de plaatselijke skischool met de meeste dienstjaren – mee naar boven. Een sleepliftje trok ons op tot aan een kinderlijk eenvoudige afdaling. Charles ging voorop, ik volgde, mooie ruime bochten makend. Talentje, vond ik zelf. Na een paar keer was de lol er wel af. Het liep tegen de schemering, ik waagde het erop.
‘Kunnen we niet een serieuze afdaling nemen?’
‘Dat kan niet, vanwege de verzekering’, Charles schudde verschrikt van nee.
‘Er is geen hond te bekennen, ik zeg niks, tegen niemand.’
Aarzelend ging hij overstag, de stoeltjeslift bracht ons naar een middelmoeilijke piste. Ik was eerder beneden dan hij. Een tweede afdaling zat er niet meer in; hij ging een glaasje marc de Provence drinken tegen de schrik.
Ik moest eraan terugdenken toen de regering dezer dagen besloot dat de skipistes voorlopig gesloten blijven. Langlaufen ja, liften nee. Misschien vanaf 7 januari.
Ik vind het niet erg, behalve dan voor al die ondernemers die er gewoon van moeten leven en die nu op een faillissement afstevenen. Aan wintersport ben ik als Provençaalse zonneliefhebster allerminst verslaafd geraakt. En als je leest, hoort of ziet (op tv) hoe het er tegenwoordig met dat après-ski aan toegaat, zelfs bij Isola 2000 dat toen nog ‘ontdekt’ moest worden, dan denk ik: laat maar.
Misschien zou ik nog wel een keertje echt willen schaatsen, een mooie lange tocht maken, finishen met de ondergaande zon op het langzaam zwart wordende ijs. Maar ja, dan kan hier dus niet. Ik geloof dat je hier ook geen schaatsen kunt kopen en die doorlopers zijn bij een zoveelste verhuizing zoekgeraakt.
Natuurlijk doe ik nog altijd aan sport: pétanque’, jeux de boules. In mijn vorige dorp was ik goed genoeg om te mogen toetreden tot het dorpsteam dat intergemeentelijke toernooien afwerkte. Er moet nog ergens een foto van me zijn in polo met reclame van onze sponsor, de locale cave (what else?) plus een piepklein vernikkeld bekertje. En nou mag zelfs dat niet meer.
Pétanque is corona-riskant en dus verboden, als teamsport. Je mag nog net met z’n tweeën een balletje werpen. Als je voldoende afstand houdt, een mondkapje draagt en je ballen ferm in de hydrogel zet. Maar dan lópen ze dus niet meer, dan plakken ze vast in het rulle zand van de boules-baan.
Ik spreek uit ervaring, met de echtgenoot als testcase.
“Dit is de kortste weg naar echtscheiding”, gromde hij terwijl hij zijn ballen resoluut inpakte. ’t Is een sportief type, maar net als ik kan hij niet zo best tegen zijn verlies. Zeker niet, als dat door ‘valse elementen in het spel’ wordt veroorzaakt. Het wordt een onsportieve winter. Tenzij je die dagelijkse baggertocht naar de brievenbus meetelt natuurlijk. Dan hebben we het ineens over topsport.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven