(klik op de foto’s om ze te vergroten)
Ook en vooral omdat het heel eind rijden is, was ik zelden in het door de toeristenindustrie aanbevolen Cotignac (Le Var). En de enkele keren dat ik er geweest ben, qua restaurants vrij rampzalig. Tenzij je genoegen neemt met alweer zo’n ondoordachte pizza die gelet op de prijs/kwaliteit-verhouding achterlijk duur is en de Italiaanse keuken beledigt.
De rit naar het stadje (‘village caractère’, niet mooi genoeg bevonden voor erkenning als zo’n ‘plus beau villega de France’) heeft overigens best wat te bieden. Waar je ook vandaan komt, de Gros Bessillon valt niet te missen. Hij domineert al even majestueus de omgeving als de Mont Ventoux in de Vaucluse. Hij oogt even ruw, vertoont ook kale plekken op de top en doemt voortdurend op achter elke bocht. En hij herbergt zogeheten ‘heiligdommen’ op zijn dicht beboste flanken.
Verder heb je in Cotignac die rots met grotten (grottes troglodytes) die ooit bewoond werden, via steile trappetjes te bezoeken. Mij niet gezien. In sommige ruimtes passen maar een paar mensen, een verstoppertjesparadijs voor soldaten en burgers op de vlucht in oorlogen. Die grotten werden ook wel gebruikt als de voorraadkast van het dorp en als koele slaapplaats voor dieren.
Er is ook nog een fraaie waterval, de Cascade du Gouffre, vanaf het Office de Tourisme langs de rivier de Cassole te bereiken via een stevige wandeling van ruim een kwartier, deels over houten trappen. Doe ik ook maar niet.
Een visioen van Maria
Ik ben in mindere mate van de religieus getinte ‘wonderen’, maar de desbetreffende verhaaltjes vind ik altijd wel aardig. En op twee plekken in Cotignac zouden er wonderen zijn geschied en een ervan beïnvloedde zelfs de geschiedenis van het land. In elk geval in de waarneming van goedgelovigen.
Moeten we even terug naar 1519. Op drie kilometer van het dorp kreeg in dat jaar een houthakker een visioen van Maria. Ze vertelde hem aan de inwoners door te geven dat er op die plek een kerk moest komen, de Notre-Dame de Grâces. Een paar weken later begonnen de dorpelingen aan de bouw en volgens de overlevering gebeurden er daarna wonderen. Zelfs monarchale. Die kerk zorgde namelijk voor een Franse troonopvolger.
De vruchtbaarheid van Lodewijk XIII
Dat zit zo. Koning Lodewijk XIII (1601-1643) en zijn echtgenote Anne van Oostenrijk (1601-1660) hadden na twintig jaar huwelijk nog geen kinderen. Nogal een probleem in die kringen, erfopvolging en zo. Gelukkig was daar in 1637 een broeder in Parijs die op zijn beurt een visioen kreeg. Hij vernam dat hij tegen de vorst moest zeggen dat deze in naam van Anne drie novenen (reeks van speciale gebeden) moest bidden, waaronder één in de Notre-Dame de Grâces in Cotignac, en Anne zou gegarandeerd een zoon baren. Precies negen maanden na de visite van de majesteit aan Cotignac werd Lodewijk XIV (1643-1715) geboren, die als bijnaam ‘Louis Dieudonné’ (‘gegeven door God’) kreeg. Zijn pappa heeft hij nooit gekend, die overleed in zijn geboortejaar. Maar de latere Zonnekoning maakte in 1660 nog een tussenstop in Cotignac op weg naar zijn eigen bruid om God én Cotignac te danken voor zijn geboorte. En zo kreeg het minidorp van niets een heel voorname plaats in de Franse geschiedenis. Geen idee of het waar is, maar er schijnen nog steeds duizenden pelgrims per jaar, vooral ouders van zieke kinderen of ongehoorzame pubers en koppels met vruchtbaarheids- of relatieproblemen, hun heil te zoeken in het stadje.
Het water spoot omhoog
Ze zouden meestal meteen door gaan naar een tweede pelgrimsplek: het klooster van Saint-Joseph-du-Bessillon, uurtje wandelen. Vier maanden na het dankbezoek van Lodewijk XIV was een herder zijn schapen aan het hoeden op de Mont Bessillon. Het was een hete dag, hij had dorst maar er was nergens water. Er kwam een man naar hem toe die zich voorstelde als Joseph en hem vroeg een steen weg te rollen waaronder een bron verborgen zou liggen. En zo was het, het water spoot omhoog. Er kwam een klein kapelletje ter ere van deze Joseph. Ook hier vonden wonderbaarlijke genezingen plaats waar pelgrims op af kwamen en allicht komen. En zo groeide het kapelletje uit tot kerk en nog later tot een klooster. Dat werd tijdens de Franse Revolutie vernietigd maar er is wat herbouwd en het zo zou zijn dat er weer nonnen wonen die soms gregoriaanse liederen zingen in de sobere kapel. Gaat mij verder niet aan, al is alles beter dan de pokkenherrie van DJ’s met namaakmuziek van ‘rappers’, maar ik werd getipt dat ik toch weer een keer naar Cotignac moest. Je zou er eindelijk goed kunnen eten.
Eindelijk een goed eetadres
“Hoezo?”, vroeg ik.
“Benoît Witz”, luidde het antwoord.
Ik was meteen overtuigd.
Ik reken hem tot de beste chefs bij wie ik ooit gegeten heb. Leerling van Bocuse en daarna in dienst bij Ducasse werd hij zelf sterrenchef in La Bastide de Moustiers (Alpes-de-Haute-Provence) en daarna in de Abbaye de la Celle (Le Var). Ducasse plaatste hem over naar diens restaurants in Monaco, Witz was er niet op z’n gemak, ik ook nooit, al ben ik er zelfs maar hooguit een paar uur.
En nu is hij de chef van restaurant Le Jardin Secret in Cotignac, ik had er nog niet van gehoord, tipgevers zijn in mijn vak net zo heilig als een wonderdame in de katholieke leer.
Ik ga er gauw naar toe.
Ik vermoed dat Cotignac er qua bewondering iets bij heeft.
Ik vermoed dat ‘Louis Dieudonné’ door de broeder uit Parijs gegeven is…. en weinig ‘wonder’ dus…..!!!!! Maar t blijft een mooi verhaal: dank daarvoor.
Een bon bien ervaring in Le Jardin secret!