Het vooruitzicht is te aanlokkelijk om eraan te weerstaan: einde juni, begin juli, de obligate tocht naar de lavendelvelden op de hooglakte van Valensole. Onze tocht is vrij traditioneel. Eerst halthouden in Allemagne-en-Provence voor een kopje koffie en dan richting Valensole rijden. Vanuit Valensole kiezen we voor de D56. In Puimoisson aangekomen laten we ons verleiden tot een omwegje naar Saint-Jurs. De herinnering aan het verdwenen restaurant au bout du monde houden we zo levendig.
Ditmaal rijden we naar Riez, onze keuze is gevallen op het restaurant La Petite Provençale. Het voorgerecht is bemoedigend. De steak die volgens de eigenaar een surplus van 8 € waard is in het menu, valt tegen. Een uitgebakken stuk vlees zonder smaak in plaats van een à point. Na herhaaldelijk aandringen brengt hij de twee koffies niet in rekening. De surplus van 8 euro lijkt onbespreekbaar.
Vanuit Riez rijden we richting Moustiers-Sainte-Marie langs Roumoules en worden vergast op een paar extra lavendelvelden. We vermijden het toeristische, maar aantrekkelijke Moustiers-Sainte-Marie en vervolgen onze weg richting Sainte-Croix-du-Verdon. Na een steile klim komen we opnieuw op een hooglvakte met lavendelvelden. Als surplus worden we getrakteerd op de hemelsblauwe kleur van het Lac de Sainte-Croix. We negeren Sainte-Croix-du Verdon en nemen na de barrage de D9 richting Beaudinard. Moissac-Bellevue, Aups en Sillans-la-Cascade laten we links liggen met Cotignac als eindpunt.
Een rit van 180 km waarbij het paarse van de lavendel een hoofdrol speelde. De gele bloempjes van de immortelle (kerrieplant) waren al geoogst, een aantal lavendelvelden ondergingen hetzelfde lot. Van de lichtpaarse sauge (salie) was dit jaar geen sprake. Na Valensole ontdekten we nieuwe zonnebloemvelden, maar de plantjes leken nog te jong om hun gele kleurenpracht te etaleren. Het hemelsblauw van het Lac de Sainte-Croix was overweldigend.