Een béétje vakantievierder in Zuid-Frankrijk speelt na de lunch op het dorpsplein jeu-de-boules, mét de lokale bevolking. Het kan vrijwel overal gespeeld worden, en het lijkt zo simpel als wat. Maar jeu-de-boules, pétanque in het Frans, la longue in de Provence, is absolute topsport. Met strenge regels en een geschiedenis die teruggaat tot de Grieken en Romeinen. Wat de doorsnee vakantieganger een ‘potje boelen’ noemt, is in de Zuid-Franse werkelijkheid sport op niveau. In de Middeleeuwen werd jeu-de-boules zó populair dat opeenvolgende Franse vorsten het verboden; de burgers konden hun tijd wel beter besteden, vonden ze. Dat was buiten paus Julius II (1442-1513) gerekend die een internationale competitie in het Vaticaan organiseerde. Hij zag in het mateloos populaire spel de unieke mogelijkheid om de Heilige Stoel stevig op de kaart te zetten.
Er zijn niet veel spelregels.
Je kunt één-tegen-één spelen, dat heet tête-à-tête.
Je kunt met twee tweetallen tegen elkaar spelen: les douplettes.
Met z’n drieën tegen een ander trio mag ook: les triplettes.
Maar in je eentje tegen een twee- of drietal, dat gaat niet. Een toernooi van een aantal rondes kan nogal duren, maar dan is er dat café-terras, altijd zéér nabij. En als je daar toch bent, moet je natuurlijk wel even kunnen meepraten over de ‘schande van Fanny’. Dat is het ergste dat een pétanque-speler kan overkomen: een Fanny. Legende: dramatisch verliezen en daarna gedoemd ‘en public’ de blote billen van een meisje te zoenen.