Ik was aan de late kant voor het dagelijks apéro met mijn vriend Francies, de aannemer. Ik had enige vertraging opgelopen op het bureau de la Poste, waar ik me gemeld had met het oog op de verzending van een aangetekend schrijven. Ik trof de directeur zelf aan het loket, die ik uit café wel een beetje ken. Hij klaagt steevast over de moderne tijd waarin hij van brievenbesteller had moeten switchen naar pakketbezorger. Ze hadden ’m dan wel een geel Renaultje gegeven dat in de privé-sfeer ook wel verleidelijke uitkomst bood, maar toch. De professie was niet meer wat het geweest was.
De directeur bekeek en besnuffelde mijn brief. Hij vroeg wat erin zat. Mede gelet op de lokroep van het glas rosé op het café-terras, het was warm, leek het me geen goed plan aan een uiteenzetting over de grondwet en het briefgeheim te beginnen. Even vroeg ik me af of hij soms zo’n beruchte poederbrief vreesde. ’t Is onrustig in Frankrijk. Alle autoriteiten, onder wie vanzelfsprekend ook de postdirecteuren, hebben opdracht alert te wezen.
Het kwam meteen goed toen ik zei dat het om een bezwaarschrift ging, geadresseerd aan de Franse fiscus. Glimlachend gaf hij me ineens een hand, onder het loket door, en zei dat hij dat papiertje van aangetekend (recommandée) zelf wel even zou invullen.
Ik was nog vele meters verwijderd van het terras toen ik de Brulboei al tekeer hoorde gaan. Hij was niet alleen teleurgesteld, maar ook heel boos. Want bij de parlementstverkiezingen had het dorp voor slechts 49% op zijn favoriet Le Pen gestemd. Hoe kon dat nou, hij had wel 70% verwacht. Ik ook, eerlijk gezegd. Voor hij over een complottheorie kon beginnen, opperde de altijd bedaarde gepensioneerde onderwijzer uit Amiens dat we in het dorp allicht meer verstandige mensen hebben dan vaak gedacht wordt.
Tegen zijn gewoonte in zei Francies niet veel. Hij maakte een sombere indruk en ik vroeg: wat is er? Hij was gebeld door een Engelse cliënte, wier huis hij in het dorp verderop zou opknappen. Het hoefde niet meer, ze had haar villaatje te koop gezet. Ze vertrouwde Frankrijk niet meer. Zelfs de Provence niet.
Het werd drukker aan het tafeltje. Jacques, de jonge ‘president’ van het meestal gesloten Office du Tourisme, schoof aan en informeerde of we het al wisten.
“Ja, natuurlijk”, zei ik. Geen idee, maar je bent journalist, of niet.
Zijn primeur betrof de aanstelling van een Hongaarse beauté door de Sloveen die in het restaurantje pizza’s aanbiedt waarvoor hij in Napels doodgeschoten zou worden. Ze zijn wel lekker. Ik had op de parking annex boulesbaan wel een auto met een raar kenteken zien staan waaruit een circa 25-jarige in beknopte kledij tevoorschijn kwam. Ze leek me een gedesoriënteerde toeriste. Nu weet ik dat ze la saissonnière van de pizzeria is. Voor het zomerseizoen in de bediening.De Brulboei liet weten dat hij er wel wat in zag. Wij allemaal eigenlijk wel.
Maar de burgemeester met zijn eeuwige mineraalwater-statement (althans in het openbaar) dus niet. De Sloveen had weten te te regelen dat de Hongaarse gedurende het seizoen zou logeren in het maison de retraite. Daar moet je bij de dominante weduwen die er wonen niet mee aan komen. Ik zal het netjes zeggen: een buitenlandse, een andere generatie, rare kleren, donder op!
De burgemeester die erbij was komen zitten, maakte een wanhopige indruk. Wat moest-ie?
Francies zei: ze kan wel bij mij komen logeren.
Zo kende ik hem weer.
Hahaha die Francies
Leuk! Groetjes Astrid