Uiteindelijk is de Orde van de Kousenband hier op het dorp een beetje als een wanordelijke druipkaars uitgegaan. Ik leg het even uit. De afgelopen zomer verscheen er ineens een onwaarschijnlijk roodharige, hooggehakte vamp in ultrakort minirokje op het caféterras. Nieuweling als ik was in de dorpsgemeenschap kon ik haar niet meteen plaatsen, maar het aanwezige manvolk wel degelijk. En de echtgenotes ook. Ik schreef er toen dit over: “Bij het tafeltje naast ons hurkte een slanke rossige ‘femelle’ voor een knus praatje met een potige verschijning vol huisvlijttatoo’s. Het kwam niet bij hem op haar zijn stoeltje aan te bieden, het kwam wèl bij haar op dat het toch al ultrakorte rokje aanzienlijk meer onthulde dan de rondom haar bovenbeen aangelegde tatoeage van een ouderwetsche zwartkanten kousenband. Het werd een heel geanimeerd gesprekje. Tot zijn echtgenote met ijsjes en kinderen terugkeerde vanuit het café en het gezellige onderonsje met een paar vileine luchtkussen afblies.”
In de maanden daarna zag ik steeds meer dorpelinges met onnatuurlijk rood geverfd haar verschijnen die in steeds kortere rokjes en broekjes met zo’n getatoeëerde kousenband langs kwamen paraderen. Zelfs de toch vrij liberale kroegbazin – “on fait c’qu’on veut, hein” – schudde af en toe meewarig het hoofd.
Even tussendoor: de èchte Orde van de Kousenband is een hoge ridderorde, in 1384 ingevoerd door koning Eduard III van Engeland. Symbool: een blauwfluwelen kousenband met het in oud-Frans gestelde devies ‘Honi soit qui mal y pense’ (schande over hem die er kwaad van denkt). Kwam door een incidentje tijdens een bal in 1344. De kousenband van de Gravin van Salisbury – Eduards schoondochter – zakte af en de koning was zo galant om ‘m weer omhoog te hijsen. Daar werd een beetje besmuikt over gedaan, waarop Edouard III besloot “van deze kousenband het meest gerespecteerde symbool in de christenheid te maken”. Hij maakte er een ridderorde van. Nog steeds lopen hoge adel, geestelijken en het hele Britse koningshuis bij officiële gelegenheden met zo’n kousenband (om de arm!) rond.
“Wat is er toch aan de hand?” vroeg ik de kroegbazin op een zonnige voormiddag tijdens het afrekenen van m’n apéro-consumpties.
Ze schokschouderde wat: “Mwah, als zíj begint, doen ze het allemaal.”
Zíj, was die rossige vamp, werkzaam in de grote stad, in de vederlichte industrie. En verantwoordelijk voor modern gedachte rages onder de dames op het dorp. Nou ja, meer ‘ragettes’ eigenlijk, meestal van korte duur en vrij onschuldig, zoals knalrood geverfd haar in Kim Jong-un coupe. Ik heb er minstens vijf gezien die er deze zomer mee in het openbaar durfden en dat is veel voor zo’n klein dorp. Ook de chagrijnige tabagiste stond vlammend rood achter de toonbank. Althans, als ze niet op het caféterras zat om onder het genot van een glaasje haar naastgelegen nering in de gaten te houden. Als er al een klant kwam, slenterde ze sloom naar het winkeltje om sigaretten, kraslootjes of ansichtkaarten uit te reiken.
Op een mooie zomerdag keek ik haar na, en zag dat ook zij was toegetreden tot de orde van de kousenband. Een kousenbandtatoeage – zeg maar gerust een enórme kousenbandtatoeage – rondde haar monumentale linkerdijbeen dat onder de te hoog opgerolde korte broek uitstak. Daarboven deinde een massale bilpartij die er altijd al wel was geweest, maar die nu ineens extra opviel. Wegkijken was geen optie meer, ook niet voor de overige cafébezoekers. Er werd gefluisterd, gegniffeld. Maar even later nam ze onverstoorbaar haar plaatsje op het terras weer in en verstomden de gesprekken. Iedereen wist: met háár moest je geen ruzie krijgen.
Vorige week stond ze ineens met vaal melkboerenhondenhaar achter de kassa, in een lange broek, terwijl het toch aardig doorzomerde.
“Ah”, wist de kroegbazin, “elle s’a trouvé un mec” (ze heeft een vent gevonden) un arabe”, verduidelijkte ze. Het bleek om een gelovige Tunesiër te gaan uit een belendend dorp die hier al vele jaren in de bouw werkte en die de tabagiste wel zag zitten. Hij was meteen begonnen met de heropvoeding. Eerst dat rooie haar weg, en dat glaasje afschaffen is ook al gelukt. Er wordt geloof ik thans gewerkt aan de rookverslaving, afgaande op de snauw die ik kreeg toen ik vandaag mijn gebruikelijk sigarenbestelling plaatste. Als Shakespeare nog had geleefd, had ie vast een heel andere versie van de ‘Getemde feeks’ geschreven.
Terwijl ik het winkeltje uitliep dacht ik aan die kousenband rond die omvangrijke dij. “Mag ook niet van Allah”, had de kroegbazin al vilein grijnzend uitgelegd. Maar hoe krijg je zo’n mega-tatouage in Godsnaam uitgepoetst? Allah is groot en zo, maar dit is groter; dat wordt wel een jaartje weglaseren.
“May the force be with you”, mompelde ik terwijl de winkeldeur zich achter me sloot. Op de stoep trof ik de doorleefde moeder van de tabagiste, die af en toe een winkeldienstje van haar overneemt en doorgaans op het hoogblonde kleinkind uit een eerdere relatie past. Ze pafte er lustig op los, vanonder haar knalrode korte koppie, en groette me minstens zo uitbundig als haar mislukte rijst-met-krentenhond Eros (what’s in a name?) die een fijne neus heeft voor beschikbare teefjes in het dorp, ook zonder kousenband.
“Ça va?” vroeg ik zoals gebruikelijk. Ze keek naar binnen, en keek me vervolgens aan met een blik die aan duidelijkheid niets te vragen overliet.
“Ça va passer” (gaat wel over). En daar ging zij helemaal zelf voor zorgen, vermoedde ik. Ze trapte haar peuk uit, rechtte haar rug en stapte de tabac binnen. Moederband.
Wat een leuk verhaal René. Wederom heb ik weer genoten.
Nou Jan, ik eigenlijk ook wel ;-] Et merci!
ik lig gewoon in een deuk van het lachen van je alweer zo piittige verhaal Renée! En ik zie het allemaal zo voor me gebeuren…Fijne avond en tot de volgende…Bisous!
Blij dat ik je een mooie deuk heb bezorgd Tine ;-] Jij ook een fijne avond!
Geweldig verhaal weer, Renée! Pittig en Raak!
Merci Zettie!
Fantastisch verhaal, Renée! Ik zie het zo voor me wegdeinen, bilpartij en kouseband.
Ik ook Angélique, ik ook…
Leuk verhaal, ik heb genoten !
Merci Pieta!
HEERLIJK verhaal Renée!
Merci Wigbie!