Vanmorgen vroeg – nou, zeg maar gerust in het holst van de ochtend – werd ik wakker van ratelende rotherrie die ik niet meteen thuis kon brengen. Ik keek op de wekker, 4 uur. Niet echt een tijdstip om de badjas om te slaan en buiten op onderzoek uit te gaan. Het geratel stierf weg in de verte. Maar even later was het er opnieuw! Harder, langduriger. En toen drong het tot me door: de druivenpluk was begonnen. Wat ik hoorde waren de tractoren met aanhangers vol druiven die via het smalle weggetje aan de overkant van de rivier in colonne optuften naar de coöperatieve cave om er hun oogst in te leveren. Tevreden sliep ik weer in. Ook toen een uurtje later de collectief ingehuurde druivenplukmachines met veel kabaal van de ene wijngaard op zoek naar de volgende oprukten, draaide ik me nog eens wellustig om; mooi zo, er werd aan ‘mijn’ wijn gewerkt, en dan kan ik veel hebben.
Van bossie vlooien tot zen
Gisteren nog, kachelde ik achter zo’n gigantische druivenplukmachine ‘in verplaatsing’ richting het dorp. Zo’n gevaarte valt niet te passeren op de smalle bergweggetjes hier, en je moet maar zien hoe je je er langs frummelt als je hem tegenkomt. Maar ik zat erachter, en ik zat mijn tijd rustig uit, wond me zelfs niet op. Normaal gesproken had ik als een ‘bossie vlooien’ (Rotterdamse hè) achter het stuur gestuiterd van ergernis, maar met het vooruitzicht van een cave vol gevulde flessen – en de oogst is volgens kenners karig maar van topkwaliteit – kon ik het geduld tot de afslag naar het dorp wel opbrengen. Helemaal zen. Maar dubbele moraal ook. Ik vind het vreselijk als ik door vakantiefietsers word opgehouden die geen idee van ‘vals plat’ en onoverzichtelijke bochten hebben.
De gek van half acht
‘Het moest niet gekker worden’, dacht ik bij mezelf, nog even en ik ga de ‘gek van halfacht’ ook nog gewoon vinden. Dat zal ik even uitleggen.
Hier ergens in de buurt schijnt een oud-motorcoureur te wonen die sinds enige tijd blijkbaar de openbare weg in de vroege uurtjes een prima alternatief vindt voor het racecircuit. En dat zullen we weten ook. Elke ochtend om half acht stuift hij met daverend geweld langs de krappe départementale op weg naar de stad, waar hij vast een baan heeft waar hij op tijd moet wezen. Die geluidsvervuiling hoor je al van verre aanzwellen tot hij met het oorverdovende niveau van ongekende daverkracht door de kloof dendert waardoor onze rivier stroomt, waarbij het geluid tegen de wanden op kaatst alsof er een straaljager op oorlogspad voorbij giert. Dat is niet prettig wakker worden. Zelfs als deze kamikaze een dagje niét langs racet lig je toch op het geluidsgeweld te wachten. En dan denk ik héél soms… Maar dat mag je natuurlijk niet denken. Dus hoop ik maar dat hij ooit een keertje zal verhuizen, of een andere route kiest.
Ik luister ’s ochtends liever naar de vogeltjes die er weer lustig op los kwetteren onder het slaapkamerraam.
‘Dat is de natuur, Vonkje’
Daarom vond ik het vanmorgen wat minder toen ik in de keuken een roodborstjeslijkje aantrof: de k*t-kat had weer toegeslagen. Niks te klagen, altijd een volle voederbak, en dan toch moorden voor de lol, ik zal het wel nooit snappen. “Dat is de natuur, Vonkje”, zei de dochter ooit, lang geleden, met de logica van een kind, toen een vorige kat me ook van dit soort ‘cadeautjes’ bracht. ‘Doe maar een onsje minder natuurlijk’, dacht ik toen al terwijl ik het bloed van de stoep stond te boenen.
Iets te eten van de bbq
En nu we het er toch over hebben, het aangeschoten everzwijn dat hier dagen heeft rond gestumperd, en brullend en huilend van ellende de ochtendstilte verscheurde, is eindelijk stil. Vanmorgen bij de cave, waar ik m’n gebruikelijke flesjes kwam halen, was er een apéro voor de wijnboeren uit de buurt die hun oogst hadden ingeleverd. Terwijl het administratieve deel werd afgewerkt hadden ze het zo tegen tienen heel gezellig met een hapje en een drankje. Maar ja, ze waren dan ook al vanaf een uurtje of drie, vier in touw. Terwijl ik langs liep ving ik wat op van de gesprekken. Die gingen vanzelfsprekend over de wijnoogst, er werd me iets te eten van de bbq aangeboden waar ik ‘nee’ tegen zei, de geur alleen al op dit uur in de morgen…
Zo’n vrouwtje, buitenlandse ook nog
Maar ook ‘mijn’ everzwijn kwam even voorbij. Niemand had me geloofd, toen ik de champêtre, tevens garde de chasse, belde met het verzoek een aangeschoten dier uit z’n lijden te verlossen. ‘Zo’n vrouwtje, buitenlandse ook nog…’ Het zwijn was toch gevonden, kreeg eindelijk zijn genadeschot, en voor zover ik begrepen heb vult hij nu de vriezers van zo’n beetje het halve dorp.
Platteland, ik weet het, maar het is in elk geval een gruwelijk geluid in de nacht en de ochtenduren minder.
Gelukkig is het zwijn nu uit zijn lijden verlost.
Dank, ‘Vonkje’, dat je niet vergat te melden dat het arme zwijn uit zijn lijden is verlost… Overigens, ik geniet ieder week van je schrijfsels!
Merci Nina, voor je reactie. Er wordt nog volop gejaagd hier, maar dat arme dier is in elk geval uit zijn lijden.