’t Was me ineens warm zeg. Paar weken lang echt elke middag regen en onweer en dan plots overdreven volop zomer, graadje of 35. Na zoveel jaar in de Provence vind ik mezelf behoorlijk hittebestendig, maar tegen die onverhoedse weeromslag was ik iets minder opgewassen. Langzaam en geleidelijk zijn een soort essentialia in deze omgeving en precies daarom ben ik er zo op m’n gemak. Je hebt geloof ik allerlei weergoden en dat zijn dus van die types die onze sfeer niet aanvoelen en ze komen er nog mee weg ook. Tuig van de richel.
Zo tegen achten ’s avonds zat ik in mijn blote bloesje nogal loom op m’n terras niet veel meer te doen dan zo’n beetje naar de vogels te luisteren. Ik ben helemaal geen deskundige vogelaar of zo, maar toch weet ik honderd procent zeker dat ze met elkaar praten, die gevleugelde migranten met hun ingebouwde navigatiesysteem. Vogels moet je niet onderschatten, met z’n tomtom en gps-gedoe steekt de mens maar schamel bij ze af.
Elk voorjaar ben ik weer blij als ze de oversteek uit Afrika naar mijn tuin hebben gemaakt. ‘Voilà, daar zijn we weer en we blijven de hele zomer’. ‘Mooi zo’, zeg ik dan, ‘bienvenue, favoriete logés!’ Ze maken herrie, maar die is van een stuk hogere orde dan die van sommige andere logés die het aanzien van de beschaving ondermijnen met uithalen van André Hazes of erger nog junkpunk. Geen idee of dat woord bestaat, maar je snapt wat ik bedoel.
De thuissecretaris bracht me een verfrissing van Provençaalse signatuur en ik hield mijn betoog over de onderlinge snavelconversatie waar ik zo van hou. ‘Wat zeggen ze dan?’, werd er treiterig gevraagd. Ik werd aangekeken met zo’n blik van: die hoort in een gesticht. Ik dacht ‘aan m’n hoela’ en als een of andere computer met van die namaak-intelligente van alles zogenaamd kan vertalen, dan kan ik dat ook.
‘Hoor dan’, zei ik, ‘jij nog een wormpje, buurman?’ ‘Ach, doe er maar twee, en als er eitjes zijn …’
Ik hoorde een andere vogel, die vast vroeg: ‘Prettige vlucht gehad, gast?’ Met het antwoord had ik ook geen moeite: ‘Ja, maar niet met Transavia.’ Zo ging ik nog een tijdje door tot de thuissecretaris me echt vervelend begon te vinden. Hij had gelijk. Maar ja, op een lome Provençaalse zomeravond ben ik niet zo van filosofisch klaverjassen. Eerder van ongeregeld fantaseren.
Moet je weten dat ik het tegelijkertijd helemaal eens ben met de uitspraak van iemand (naam vergeten, geen zin om het op te zoeken) dat menselijke eigenschappen aan dieren toekennen, een belediging voor de dieren is. Dat vertelde ik maar niet aan de thuissecretaris. Die vond me al idioot genoeg.