Eerst maar even een aantekening vooraf. Zoals iedereen weet, is het massatoerisme vooral een fenomeen van de 20e eeuw. Maar Zuid-Frankrijk maakte al zo ongeveer 100 jaar voordien furore bij de Europese elites. Alleen, toen ging het juist niet om zomervakanties. De stranden bleven leeg, niemand kwam er om te zonnen. De aristocraten kwamen er om te overwinteren in de gezonde lucht – ver weg van het koude en industrialiserende noorden. Denk je meteen aan Engelse en Russische ‘royals’. Maar er waren toen ook Nederlanders, zoals Tinco Lycklama, een Fries uit Beetsterzwaag die ereburger van Cannes zou worden en die de stad zijn museum schonk.
Tinco Lycklama à Nijeholt was een telg uit een Fries geslacht van grondbezitters en grietmannen. Toen hij in 1872 omwille van zijn gezondheid naar Cannes trok, was de stad in volle opmars. Cannes was al in 1834 ‘uitgevonden’ door de Engelse Lord Henry Brougham. Van vissersdorpje groeide het snel uit tot trekpleister voor de adel en geslaagde zakenlui uit heel Europa. Riante villa’s en paleizen schoten als paddenstoelen uit de grond.
De grote doorbraak van Cannes kwam echter in 1863, toen de stad per trein bereikbaar werd vanuit Parijs en aldus per spoor verbonden met grote delen van Europa. Binnen enkele jaren verdubbelde de bevolking tot ruim 7.000 inwoners.
Het beviel Tinco er zo goed dat hij besloot naar Cannes te verhuizen. Amper twee jaar voordien had hij in zijn Friese geboorteplaats Beetsterzwaag een ‘Oriëntaals Museum’ geopend. Dat verhuisde met hem mee, tot vreugde van het publiek in zijn nieuwe woonplaats.
De folklore van gewone mensenTinco’s leven in Frankrijk begon met studies te Parijs. Hij vatte daar het plan op voor een uitzonderlijke ‘grand tour’ door het Midden-Oosten. Vooral Perzië en Mesopotamië (zeg maar, het huidige Iran en Irak) spraken hem aan. Deze regio’s waren destijds nog zeer onbekend, en men begon amper te begrijpen dat dit de bakermat was van de menselijke beschaving. De enige bezoekers waren destijds enkele diplomaten en handelsmissies, die dan meteen ook zorgden voor het verschepen van antieke ‘vondsten’ die onderdak vonden in de prille collecties van het British Museum, het Louvre, en het museum van Berlijn.
Tinco Lycklama vertrok in 1865 als een eenvoudig toerist naar Perzië. Hij was een man in bonus, maar hij gedroeg zich zowat als een eenvoudige burger, die op een onafhankelijke manier de dingen wilde ontdekken, zonder vooroordelen. Hij interesseerde zich voor de geschiedenis, voor de kunst, voor de monumenten, maar ook voor de gebruiken en de folklore van gewone mensen. Totaal ongebonden was hij ook welkom bij de machthebbers van die tijd. Na enkele maanden ging het nieuws over deze bescheiden doch opvallende Nederlandse toerist als een vuurtje de woestijnen rond en de deuren gingen overal open.
Een monumentaal boekwerk van 2.200 pagina’s
Hij kocht kunstvoorwerpen en souvenirs. Hij was ook de eerste Nederlander die in het Midden-Oosten ging graven in de ruïnes van de oudste beschavingen. In die tijd bestond archeologie nog niet als wetenschap, maar Tinco bezocht Persepolis, Babylon, Nimrod, Palmyra en tal van andere plekken decennia vóór de opgravingen daar echt begonnen. Hij verbleef langere tijd in Bagdad, Aleppo en Mosoel, wat zijn observaties van toen interessant maakt in het licht van de actualiteit van vandaag.
Eind 1868 keerde Tinco terug naar Beetsterzwaag. Met zijn vondsten en aankopen bouwde hij een museum. Hij zette zich ook aan het schrijven en publiceerde zijn bevindingen in een monumentaal boekwerk, ruim 2.200 bladzijden in vier volumes. Kleitabletten met spijkerschrift, oosterse tapijten, islamitische kunst, aardewerk uit Fenicië, het moet in Beetsterzwaag nogal opzien hebben gebaard en vanuit heel Nederland kwam men Tinco’s museum bekijken.
‘Fin de siècle’: feesten en muziek!
Maar toen Tinco in 1872 omwille van zijn gezondheid voor enkele weken naar Cannes trok, begreep hij meteen dat deze stad voor hem op maat gemaakt was.
Hij verhuisde, en nam zijn museum mee. Al heel gauw stond hij in het centrum van de belangstelling. We staan dan aan het begin van de zogenaamde ‘Belle Époque’. Als een romantische figuur, die verre horizonten en andere culturen verkende, en die kleurrijke verhalen kon vertellen, was hij een graag geziene gast. En hij was ook een uitstekende gastheer. Hij hield van feesten en muziek. Hij ontving alle bekende personaliteiten van die tijd, doorgaans in het museum zélf.
Zo werd de Fries een symbool voor het ‘fin de siècle’. Het unieke schilderij waarop een door Tinco in 1874 georganiseerd ‘bal masqué’ getoond wordt, is daar een schitterend voorbeeld van.
In 1877 schonk hij zijn museum aan de stad Cannes. En die gaf er een zeer waardig onderkomen aan, namelijk in het statige ‘hôtel de ville’ dat pas voltooid was. Ook in de jaren nadien bleef Tinco objecten schenken, waaronder zijn bibliotheek met ruim 1.200 waardevolle boeken. Niet voor niets schreven de lokale kranten destijds dat deze ereburger cultuur introduceerde in hun stad.
Villa’s naar de parochie van Cannes
Zoals met zovele dingen aan de Côte d’Azur zijn ook de sporen die Tinco naliet stilaan verdwenen. De meeste historische gebouwen in Cannes dateren uit de 20e eeuw. Tinco Lycklama woonde in vier huizen, doch enkel de villa’s Burmania en Lycklama zijn daarvan overgebleven. En deze behoren toe aan de parochie van Cannes, andermaal een zeer gulle schenking van Tinco en zijn vrouw, de barones Juliana thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg.
Maar de collectie en het museum zijn gebleven, en die bevinden zich vandaag in het Musée de la Castre te Cannes, bovenop de Suquet, waar je ook kan genieten van het mooiste zicht op de baai.
In 2016 zag een Nederlandse stichting het licht, de Tinco Lycklama Foundation. Deze stichting wil het vergeten verhaal van Tinco in haar glorie herstellen. Dit leidde meteen tot een formele samenwerking met de stad Cannes. Het eerste resultaat daarvan was de Lycklama-tentoonstelling in 2017 in het Musée de la Castre.