Zoals elke dag zat ik met mijn vriend Francies, de aannemer, zo rond midi op het café-terras aan het apéro. Het was eindelijk fatsoenlijk Provençaals weer, dus een beetje aan de warme kant, en hij was komen aantuffen op zijn motor met vier wielen. Na al die jaren dat we elkaar kennen, zijn we vertrouwd met elkaars treiterige grappen. Ik begon over kleuters in Nederland die er op driewielers leren fietsen en dat hij op zijn leeftijd nog steeds probeert motor te leren rijden via een leergang op eentje met vier wielen. Best een gevaarlijk item, want hij is al eens met die mini-tractor tegen een boom gebotst, met een nogal langdurig verblijf in een hospitaal als resultaat. Maar de sfeer was er naar, en toen is maar toen, zeker hier en Provence. Oubliez-tout !
We hadden ons amper aan ons vaste tafeltje op het terras geïnstalleerd of Jacques Perquin schoof aan. Doet ie anders nooit, de directeur sportif van het dorp, de president van een nog een paar associations met enigerlei doel. Ik ben er nu aan gewend, maar zo’n voorzitter van van alles nog wat, wordt in het café soms met ‘monsieur le president’ aangesproken. De burgemeester gewoon met Raymond. Dat hij erbij kwam zitten, was minstens wonderbaarlijk. Hij keurt als, in zijn beleving, helder denkend en verantwoordelijk bestuurder Francies en mij al jaren af. In zijn optiek een beetje vaak aan de rosé, en ik rook ook nog. Terwijl we echt de enigen niet zijn. Juist helemaal niet.
De heer Perquin weigerde het door Francies aangeboden glaasje rosé en richtte zich tot mij. Ik begreep: dit wordt zo’n sombere slecht nieuws-boodschap waar artsen het ook wel moeilijk mee hebben. Na ampel beraad van vast wel vijf vergaderingen bleek er besloten te zijn dat ik geen deel kon uitmaken van de plaatselijke pétanque-équipe. Die het in een onderlinge competitie tussen kleine en nog minimalere dorpen tegen elkaar opnemen. Ongetwijfeld iets te overmoedig had ik me gekandideerd, maar ik had al wel een paar lokale toernootjes gewonnen, makkelijk zelfs. Bij mijn kandidaatstelling had ik erop gewezen dat mijn selectie iets van internationale allure aan onze équipe zou toevoegen. Waarschijnlijk was dat juist niet te bedoeling. In een dorp met bijna 100% Le Pen-stemmers.
Ik zei tegen Perquin dat ik alle begrip had en dat ik nee zei tegen zijn suggestie eventueel een plekje op de reservebank te overwegen. Er zijn grenzen, al heb ik wel een paspoort.
Het debat kreeg een rare wending toen Francies zich ermee begon te bemoeien. Jarenlange vriendschap, hij weet wel een paar dingen van me.
“Weet je wel wie je uitsluit?”, vroeg hij Perquin. “De eerste wereldkampioen flipperen!”
Dat machinespelletje heeft natuurlijk niks met jeu-de-boules te maken. Al draait alles om ballen. Maar Perquin schrok toch, champion du monde! Er schoven nog een paar mensen aan, het was mooi weer, misschien waren we wat luidruchtig geweest. Perquin vroeg ik of ik wilde helpen pétanque op de Olympische agenda te krijgen.
“Ja, natuurlijk”, zei ik. Hebben we eerder geprobeerd, maar dat maffe break-dancing ging voor.
“Gaat alleen lukken als we de reputatie van pétanque opkrikken”, zei hij .“En dan om te beginnen een alcoholverbod bij onze wedstrijden.”
Ik kon erop wachten. De naar Provençaalse normen lange obesitas-keizer, altijd demonstratief zonder sokken op sandalen, ook als het sneeuwt of vriest, die Michel heet en die ik consequent de Bullebak noem, ook omdat hij zo’n stem heeft om cokes mee te kloppen, greep in. “Pétanque bestaat niet zonder een tank wijn!”
Hij en ik mogen elkaar niet. Hij onthoudt na al die jaren niet dat ik geen Vlaming ben, maar uit het nog hogere noorden stam. En ik vind hem naar en vervelend, te ultra en te dominant.
Dit keer viel ik ’m bij. Perquin boos, de verstandige ex-onderwijzer uit Amiens die ik vanwege zijn verschijning vriendschappelijk De Pens uit Amiens noem, deed een bemiddelingspoging, die op niets uitliep. We rondden af met een rondje rosé en pastis. Het was al half drie.
“En?”, vroeg mijn vrouw toen ik thuis kwam.
“Ik lig eruit.”
Heel even dacht ze dat we het over de verkiezingen hadden gehad.