En ik had ze nog zó gewaarschuwd. Niet doen! Overwinteren in de Provence lijkt leuk, maar echt, ook hier kan het absoluut kloteweer zijn, somber, nat, en nog koud ook.
Weggehoond! Was ik weleens in de Creuse geweest? Een departement in de Limousin, kennelijk ergens in Midden-Frankrijk, daar waren de winters pas afzien. Neu, ze kwamen overwinteren in Zuid-Frankrijk!
Zo’n 750 km rijden, met vier katten en een hond. Ik vond het nogal moedig. Oké, het huis dat mijn man ze had aanbevolen was een schitterende mas van vrienden waar ik zelf wel zou willen wonen. En het ging ook prima, de eerste weken. De hond Momo, de katten, ze voelden zich er binnen een etmaal thuis, en ik houd mijn hart nu al vast voor als ze over vier maanden weer naar huis moeten. Mijn man ziet er intussen tegenop dat hij straks Momo moet missen, een sportieve tennisballen-freak die ook op het centercourt van Wimbledon nog indruk zou maken. Feest, zodra ze elkaar zien.
Het weer zat de afgelopen weken vreselijk mee: prachtige zonovergoten dagen. We gingen naar favoriete eethuisjes waar je nog gewoon op het terras kon zitten, we teisterden de kroeg, als die open was tenminste, want dat hangt van de luimen van de kroegbazin af. En we praatten bij, oeverloos.
Michel en ik kenden elkaar van Twitter, we hadden elkaar nog nooit ontmoet, maar het klikte. Hij schrijft als Michael Berg succesthrillers, ik ‘deed’ twee kookboekjes en debuteer begin volgend jaar met een autofictieve roman.
“Mijn god, een schrijverscollectief”, riep mijn man meteen toen we elkaar allemaal voor het eerst in real life op het terras van het dorpscafé tegenkwamen. Ter plekke besloten hij en Michel’s echtgenote Anna de ‘Stichting slachtofferhulp voor partners van schrijvers’ op te richten: met ‘al dat geouwehoer’ wilden ze niks te maken hebben. Ze trokken zich terug met een stevige borrel, terwijl Michel en ik onder de eeuwenoude plataan van het dorpspleintje uitgeverservaringen uitwisselden (niet best), verhaallijnen bespraken, ontknopingen bedachten en al bijna aan een gezamenlijke culi-thriller begonnen. La vie est belle en Provence.
Deze week sloeg het weer om.
Regen, somberte, geen licht: dat trek ik niet. Anna ook niet, die kwam hier nou juist voor die zomerse winterzon.
“ Eigen schuld, dikke bult”, vonniste mijn man hardvochtig. Ik kreeg het verwijt dat ik Anna en Michel toch niet voldoende had gewaarschuwd voor de ellende van een Provençaalse winter. En als ik dat wél gedaan had, waren het eigenwijze mensen.
Hij wees er ook nog even op dat we vooral nooit propaganda mogen maken voor overwinteren in ons deel van Frankrijk. Hadden we in de zomer al niet genoeg overlast van die toeristen? En van die bezitters van tweede huis-paleisjes in ons dorp, die in juli en augustus én zo rond de kerst luidruchtig feest komen vieren?
Die ons dorpelingen als achterlijke Bartjes proberen weg te zetten.
Maar een enkel keertje vallen overwinteraars mee, moest mijn man toegeven. Hij is al drie keer met Anna naar de kroeg geweest om nader over ´slachtofferhulp´ te overleggen. Zou er subsidie in zitten?
Michel en ik mailen, soms, hoewel hij hemelsbreed maar drie kilometer verderop huist. Schrijvers onder elkaar, geen tijd voor ´gezellige´onderonsjes in het café. Wij wérken.
Met sommige overwinteraars valt best te leven.
Dit bericht delen op:
Ach ja, dat schrijven schept een band. Kan mijn man ook terecht bij de slachtofferhulpgroep van je man Renee?
Dag Tien,
Natuuurlijk! Als hij maar niet komt timmeren ;-D