Of ik op de kat wilde passen, ze moest een weekje weg.
“Tuurlijk”, zei ik tegen de helemaal hippe stadse buurvrouw die het een paar jaar geleden een kilometertje of wat verderop, eens op het platteland was komen proberen. “Maar met dat opgeschoten hondentuig bij mij thuis is het misschien beter als we dat op afstand doen.” Dat had ze zelf ook al bedacht. Bovendien, als ik toch vrijwel dagelijks langskwam voor de kat, kon ik misschien meteen ook de moestuin water geven. Ze legde het me wel even uit.
En zo stond ik na een fikse wandeling in de stromende regen naar wat opsprietende aardbeienplantjes te kijken, naar een paar blaadjes basilicum, iets dat een tomatenplant zou kunnen worden, de groene beginselen van enkele haricotstengels, een slap slakropje en wat toefjes loof waaronder peentjes schuil beloofden te gaan. De stadsbuuf had het platteland nog niet echt in de groene vingers. Mij is het trouwens ook nooit gelukt, zo’n moestuin. Je begint enthousiast en stopt van alles en nog wat in de grond. En jawel, er komt zowaar het een en ander boven de aarde uit. Veel zelfs. Ik heb torenflats aan peentjesloof op zien komen. Waar helaas geen peentje onder zat, alle groeikracht was opgegaan aan dat uitbundig bewaterde loof.
“Dus als het straks warm wordt, dan moeten ze allemaal besproeid.” Ze wees me de tuinslang met douchekop, en waar de kraan zat.
“Tuurlijk”, zei ik weer, “maar het blijft nog wel even regenen hoor.”
“Nou ja, je weet maar nooit.”
We beleven op het ogenblik het koudste en natste voorjaar in vijftig jaar of zo. Maar hé, je komt uit de stad, je hebt met zaadjes van de supermarkt een moestuin aangelegd. Dus móet er gemoestuinierd worden. Ik beloofde dat ik goed op het weer en op de moestuin zou letten. Over de kat zat ze minder in.
Terecht trouwens, ik kende het dier; een hondsbrutale forse verschijning die met enige regelmaat kwam buurten en die er een satanisch genoegen in schepte om bovenop de ‘grange’ te klimmen en – lekker onbereikbaar – m’n viervoetig gespuis tot razernij te drijven. Ik mocht die kat wel.
Terwijl ik m’n haar stond droog te wrijven belde een allerbeste vriend. De echtgenoot nam op. “Tuurlijk”, hoorde ik hem zeggen, “hoe laat?”
“We krijgen z’n twee honden te gast, hij gaat een dagje weg.”
Leuk, dacht ik, dat zijn pas echt toffe honden, ze luisteren goed, gedragen zich voorbeeldig, en zijn ook nog eens ontzettend lief.
Aj! Maar hoe waren ze met katten? Dat werd oppassen, liever geen wilde achtervolgingen die ergens op een route nationale konden eindigen.
‘Plonk’, zei even later m’n computeragenda om me eraan te herinneren dat er morgen nóg een allerliefste vriend op het programma stond. Tuurlijk, dacht ik, weet ik toch. Tot ik me realiseerde dat ook deze vriend een hond had. Een allerliefste foxterrier waarmee je uitstekend kunt voetballen, maar die katten háát.
Vijf honden dus, en één kat. Ik weet nu al wie dat gaat winnen. En wat er aan ‘oorlog’ aan vooraf zal gaan.
Maar het idee om héél langdurig in de stromende regen een moestuin te gaan staan besproeien leek me ook niet echt aantrekkelijk.
“Dat gaan we niet doen hè”, raadde de echtgenoot mijn gedachten toen ik vanmorgen vroeg deur uitglipte.
“Alleen even naar die kat kíjken”, riep ik over m’n schouder.
Hij was binnen. Hij had voldoende brokjes en water.
Met een tevreden grijns duwde ik resoluut het kattenluikje in het slot en trok de deur achter me dicht.
Vanavond verder.
Dit bericht delen op:
uw schrijftalent is jaloersmakend
(goedaardig jaloers dan, niet afgunstig)
maar die kat heeft een prima dagje gehad
lekker lui snorren in z’n mandje, hapjes en een slokje onder bereik en pas als het donkert ‘op reep’ . zo zijn hollandse katten dat gewend.
en wat moestuinieren betreft heeft u erg groot gelijk. het is een vak. mijn vader was tuinder
had er een paar jaar durende opleiding voor gevolgd
schudde vaak zijn ervaren hoofd wanneer hij amateurs bezig zag, of hoorde. (voorzag hen desgewenst wel van advies)
Nou nou Maaike, merci en bloos!
Ik ben net nog even wezen kijken bij de kat; ligt heerlijk te snorren in de vensterbank, geen probleem.
En je vader had gelijk: het is een vak, en zeker niet het gemakkelijkste! Mooie man.
Het is hier kurkdroog en bijna tropisch warm.
Vorig jaar genoot ik van het moestuinieren.
Dit jaar sla ik over.
Leuk blog weer
Zonnige groet,
Merci Rob. Doe maar niet, dat moestuinieren. Ik laat het in elk geval graag aan de experts over.
Geweldig stuk!
De gasthonden zijn inmiddels weg, het kattenluikje is weer open, de kat is diep beledigd en heeft een houding van ‘sterf en bederf’. Komt helemaal goed! ;-]
Leuk stukkie weer , madame!
Iedereen zou moeten moestuinieren. Verplicht! Ware het alleen al om te beseffen hoe lang een tomaat er over doet om te volgroeien. Dat zou de doorsnee tomaatkoper wat minder weggooierig maken. Én omdat eigen-moestuin-tomaten smaken naar tomaat. Tenzij er in je dorpje een producteur du pays z’n eigen producten aan de consument verkoopt. Dan zit je goed. Geen rompslomp, toch lekker! Bises aan de kat! En de honden natuurlijk.
Merci madame. Maar van verplicht moestuinieren komt niet automatisch een geslaagde oogst. Daarom laat ik het liever aan de experts over. Dan maak ik er wel een lekker potje van. En ja, er zit een winkeltje met lokale producten op het dorp, en er is een marché, dus dat zit wel goed.