Het is zomer op het dorp, zwaar zomer. In de kroeg hangt een landerige sfeer, zo tegen twaalven. De meeste stamgasten die zojuist nog met een apéro-glaasje aan de toog hingen zijn alweer op huis aan voor de lunch en een aansluitende siesta. Arbeiders; vroeg op, vroeg eten, stukje slapen en als het heetst van de dag voorbij is weer aan het werk tot in de relatieve koelte van de vroege avond. En daarna met de kippen op stok. Morgen weer een hete dag.
De enkele toeristen die op het terras zijn blijven hangen soppen hun laatste slokje café au lait uit de enorme koffiekommen met het bij het bakkertje aan de overkant gescoorde croissantje. Hollanders. Kansloos dat de kroegbazin nog een lunch aan hen slijt. De torenklok van het gemeentehuis naast het pleintje slaat moedeloos twee keer, blijkbaar te lamlendig om de volle twaalf slagen voor midi af te werken.
Net, als de echtgenoot en ik besluiten om ook maar eens op te stappen en ik aanstalten maak om de lege rosé-karaf en de glazen op te ruimen en af te rekenen, komt Ninette aangesneld. Vlug als altijd de zebra tussen kroeg en terras overvlinderend, een dienblad met twee verse glaasjes rosé in perfect evenwicht zwierig met zich meevoerend. Ze parkeert ze met een stralende glimlach voor onze neus, steekt ons haar door ijsklontjes opgefriste wangen toe en zingt “van het huis, en blijf vooral nog even gezellig zitten!”
“Hoe dat zo?” vraag ik meer direct dan ik gewend ben; je hoort gewoon netjes te bedanken voor zo’n drankje, maar ze blijft glimlachen. “Omdat jullie zo trouw blijven komen, ook als het zo heet is.”
Leek me een afdoende verklaring, dus ik liet me weer in het ongemakkelijke terrasstoeltje zakken, de echtgenoot stak nog maar een sigaartje op. Aan de overkant van het pleintje zagen we de stokoude schrompelige antiquair vanaf het stoeltje voor zijn speciaal voor toeristen geopende rommelwinkeltje opstaan en de donkerte van zijn reeds lang geleden overleden nering binnensloffen. Croggs, constateerde ik, grauwgrijs en minstens twee maten te groot, maar kijk aan, zonder sokken. Aan de andere kant van de kroeg ratelde het rolluik van de épicerie naar beneden terwijl de schriele kruidenier er met een eigen boodschappentasje voor de lunch behendig onderdoor dook, in een niet zo korte broek die slechts zijn spierwitte kuiten onbedekt liet. De forsgebouwde roodharige tabagiste schoof de ansichtkaartenstandaard de tabac binnen, een sigaret in de vermoeide mondhoek geklemd. Háár korte broek had wel wat langer gemogen. Het was overduidelijk zomer op het dorp.
Dat bleek al helemaal toen even later pal voor onze neus een buslading Amerikanen werd gelost, die door een als gids fungerend middelbaar ‘meisje’ in een te krap jurkje het vrij steile pad naar het achter ons oprijzende feodale kasteel – de trots en trekpleister van het dorp – werd op gedirigeerd. “So beautifull, you will see!”
“Wegwezen!” zei ik tegen de echtgenoot. “Die komen hier straks allemaal uitpuffen en kakelen over hoe geweldig het wel niet was.”
“Onzin”, bromde de echtgenoot, “die bus staat met draaiende motor pal voor het terras, da’s inladen en wegwezen.”
Ik wilde wat terugzeggen, maar zag uit een ooghoek Ninette de achterkant van de touringcar ronden, met dienblaadje en twee tot de rand toe gevulde glazen rosé. Het zou toch niet! Jawel hoor, voor ons. En of we misschien tegen die chauffeur konden zeggen dat hij hier echt niet kon blijven staan, zo midden op de zebra, terwijl er een riante parking onderaan het dorp was. Zij sprak nu eenmaal geen Engels hè. Ze keek er ontwapenend bij.
Ik bracht de boodschap over, de buschauffeur ging parkeren. Of wij dan wel wilden zeggen waar hij uithing als zijn gezelschap straks terugkwam. Tuurlijk.
Even later kwam het luid kwetterende troepje naar beneden gekacheld. En daar was Ninette, stralend en breed lachend gebarend naar het op ons na verlaten terras. “Rafraîchissements?” straalde ze. Intussen mij aanstotend: “Hoe zeg je dat in het Engels?!”
En daar stond ik dus, als binnenwipper voor een kluitje Amerikaans overgewicht dat zich tenslotte liet verleiden door de toevoegingen ‘coke’ en ‘pizza’. De kroeg ging een topomzet draaien. Binnenwipper, herinnerde ik me van vroeger, uit m’n Rotterdamse tijd. Daar had je toen van die types die bij café’s en restaurants voor de deur stonden en die probeerden je over te halen naar binnen te komen. Of ze zaten voor het raam van een verder leeg restaurant. Om de indruk te wekken dat je blij mocht wezen als je er nog een tafeltje kon bemachtigen. Raar vak. En nou stond ik hier in m’n bloedeigenste Provençaalse dorp hetzelfde te doen!
“Jij wist dat die bus kwam hè”, zei ik even later bij het afscheid tegen Ninette.
Ze glimlachte mysterieus, maar ik wist genoeg.
“Misbruikt in je eigen café”, sputterde ik tegen de echtgenoot terwijl we naar de auto liepen.
“Maar wel gratis drank”, wierp hij tegen.
“Hollander!”
“Zo moet je dat niet zien. Zie het als je inburgeringsbewijs. Jij helpt hen, zij paaien jou: je bent ‘de notre’. Je hoort erbij.”
Halverwege de weg naar het parkeerterrein kwamen we de buschauffeur tegen.
“They’re over there”, wees ik hem naar de kroeg, “enjoy your lunch!”
Tja, ‘de notre, hein’.
Dit bericht delen op:
Weer een heerlijk verhaal, ik zie het zo voor me!! Dank je Renée.
Merci Koba.
Alsof ik er bij ben! Heerlijk!
Merci Jeanette.
Ha, haaa, geweldig!
Merci Reina.
ach lieve Renéée ik zit hier weer met een overgrote smile van je mooie verhaal te smullen en te genieten….Zie het alweer zo voor me gebeuren en zit er als het ware middenin ook! Fijne avond en dank je wel voor je alweer zo mooie verhaal! liefs x
Ik ben blij dat m’n stukkie je een beetje meeneemt Tine. Jij ook een fijne avond!
Schitterend! Ik zie het zo voor me….
Da’s ook precies de bedoeling Paula ;-]
Ja dat is ook frankrijk!!!
Goed dat we op de middelbare school indertijd nog geen keuzepakketen hadden, gewoon Frans, Duits, Engels dat heeft een groot voordeel opgeleverd.
Hopelijk ziet de jeugd er nu ook voordeel in om zeker Engels te leren. Macron geeft al het goede voorbeeld!
Dank voor je beeldende stukje, foto’s of film waren niet nodig iig!
Groet, Leonoor
Precies, niks te kiezen, gewoon doen. Ben er nog steeds dankbaar voor. En dank je wel!
Pracht verhaal, met een lach gelezen.
Vrolijke groet,
Weer een geweldig verhaal!! Ik lees het met heel veel plezier, doe daarna mij ogen dicht en zit dan ineens ook op dat terras, ik ruik de warmte vermengd met de provençaalse geuren. Heerlijk!! Misschien wordt het toch tijd, dat ik mijn tent inpak, mijn hond op de achterbank deponeer en in het Franse land ga rondschuivelen.
Dank voor de leuk “stukkies” en van hieruit een enigszins verregende groet.
P.S. vergeet bijna het compliment: site is mooi geworden!
Merci Angélique. Maar de site is nog niet af, het wordt nog veeeeel mooier :-]
En ja, laadt die hond in en zak af naar het zuiden. Goed plan!
Prachtverhaal!
Alleen al die warmte. Dat mis ik soms zéér.
Ici, en Suède il y a plus beaucoup de klereweer nu. Excusé le mot.
We, ook mijn echtgenote nu, genieten van je verhalen.
Leuk verteld en fijn dat je de plaatselijke middenstand helpt. !
Het riep in mij de herinnering wakker aan de zomer van 1977 toen ik op het eiland Ischia in de golf van Napels werkte. Wij woonden daar in een piepklein dorpje: Testaccio, dat een textielwinkel rijk was, beheerd door Angelo en zijn vrouw Maria. Wij raakten bevriend met de textielwinkelier zodat wanneer er een bus met Duitse toeristen tijden de ‘Inselrundfahrt’ stopte hun zoontje Mario naar ons huis kwam en riep”Signora turisti tedeschi”. Mijn vrouw liep dan naar de winkel om te vertalen en Mario speelde met ons peutertje. De beloning bestond voor haar niet uit rosé, maar uit peuterkleren; het was een vruchtbare samenwerking en mijn vrouw vond het leuk om Angelo te helpen..
Dag Henri, Da’s niet meer dan logisch, willen we het platteland een beetje overeind houden, dan zullen we dat vooral moeten doen door lokaal een handje toe te steken.
Mooi verhaal over Testaccio! Ik zie het zo voor me. Ben je daar nu weg?
Ja Renee, wij waren daar alleen van april 1977 – october 1977 : een lange mooie zomer op een fraai vulkanisch eiland.
Dat moet een feest geweest zijn Henri.