Buitengesloten

di 14 juli 2020

Door Peter Hagtingius

“Ze zijn er weer”, verzuchtte mijn vriend Francis, de aannemer. We zaten als vanouds voor het apéro op het caféterras. Het komt zelden voor maar ik was zijn spoor even bijster.
“Wie, wat?”, vroeg ik. “De tijgermug?”
Hij loerde de Grand’ Rue in. Het straatje (piétonne) lijdt al eeuwen aan grootheidswaan, bij een tegenliggende voetganger is de ‘distanciation sociale’ van 1 meter even kansloos als een sardientje dat vraagt in een plasticsoep-blikje ‘even op te schikken’. De Romeinen die de boel een tijdje terug hebben aangelegd, waren bij het bedenken van die groteske naam vast een flesje verder, of ze waren komische woordkunstenaars ‘avant la lettre’. Ze hadden in elk geval geen verstand van begaanbaar plaveisel. Als ik die route steil omhoog naar het dorpskerkje noodgedwongen afleg – bijvoorbeeld als gids voor visite – moet ik altijd even denken aan dat voormalige Nederlandse tv-programma ‘De stratenmaker op zee show’. Het kan bijna niet anders of alleen Italianen die met woelige baren vertrouwd waren, werden destijds als ongetrainde flexwerkers ingezet voor de constructie van onze Grand’ Rue. Goedkope arbeidskrachten, dat zullen ze wel geweest zijn. Ambachtelijk creatief waren ze ook niet. Zolang je niet struikelt, herken je in het brokkelig gesteente het patroon van los uit de pols gestrooide macaroni.
Ik keek met Francis mee het steegje in. Het kwartje viel, geen tijgermug maar een toerist. Hij had hem van verre herkend aan een rollator. Niemand is ons dorp heeft de beschikking over zo’n steunkousenapparaat op wielen, alleen toeristen denken dat ze er wat aan hebben, blijkbaar geen idee van het stijgen en dalen bij ons, die lui.
Het was vrijdag en we besloten na onze tweede rosé nog even over de markt te banjeren. Waren we misschien iets te laat thuis voor het déjeuner, soit. Maar voor het eerst sinds de opdringerige entree van de moorddadige crimineel Corona was er die markt weer.
‘Niks veranderd en niks verbeterd’, stelde mijn vriend vast. Hij klonk bitter naar diepe teleurstelling. Hij wees op de zijns inziens bruut afgehakte flodderjurken die in de rekjes bij gedateerde bestelbusjes als slachtoffers van de guillotine in de aanbieding waren.
“Misschien is het mode”, opperde ik.
We liepen nog even door. We finishten bij de Vietnamese traiteur, die in het dorp – althans op marktdag – bekend staat als de aardigste man van het westelijk halfrond, of het oostelijk, dat weet ik zo gauw niet. Francis haalde zijn neus op en zei, god- en/of allah zij dank- alleen tegen mij: “Ook die bakolie heeft Corona overleefd.”
We wandelden terug naar de bar. Op de stoep van mairie er tegenover lag ineens zo’n condoléanceregister. Dat is altijd zo als er iemand uit het dorp naar de eeuwige jachtvelden is geëmigreerd. “Doe me nog een glas!”, commandeerde Francis en hij begon aan de drie treden naar de tekentafel. Hij bleef een paar minuten weg, ik zag hem gebogen en geconcentreerd staan schrijven met zijn Bic-ballpoint, daar voor de deur van het gemeentehuis. Ik denk dat hij een soort afscheidssaluut in het dodenboek schreef.
“Wie is er dood?”, vroeg ik toen we weer aan ons eigen tafeltje op het caféterras aan een quart rosé begonnen. Nog min of meer op tijd thuis voor het déjeuner, ook dat konden we nu wel vergeten.
“Oh, die ken je niet”, zei hij.
Ik vond het een zuur antwoord. Ik weet wel dat het zes of meer generaties duurt voor je de status van dorpeling veroverd hebt. Maar deze reactie van mijn vriend beviel me niet, ik voelde me buitengesloten.
“Kom op, zeg!”
Beschamende Noord-Europese directheid, ik had meteen spijt. Ik ben een trage leerling, werd op de lagere school al vastgesteld, en een Provençaal worden is hoe dan ook te hoog gegrepen.
“Maandag is de kroeg dicht, ook de bakker, de épicerie en de slager. Dat je dat weet”, verklaarde Francis, terwijl hij onder zijn onvergankelijke petje over zijn kalende schedel krabde. “We begraven dan de vader van de schooldirecteur. Hij was vroeger nog een tijdje burgemeester, je hebt hem nooit gekend.”
Ik wist me op mijn plaats gewezen.
“À demain, salut!” zei ik en sjokte naar mijn auto. Ik had mijn glas nog niet eens helemaal leeg.
Toen ik omkeek zag ik Francis mijn glas in het zijne kieperen. ‘Even goeie vrienden’ dacht ik.

2 gedachten over “Buitengesloten”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven