Ik doe intensief aan sport. Dat wil zeggen: als bankzitter, maar dan in een clubfauteuil voor een ruim bemeten beeldscherm. Dat schijnt niet zo gezond te wezen, maar ik reken comfortabele liefde voor sportspanning dus juist niet tot een guillotine-gerichte levensvervulling. En ik lust geen chips en maar weinig bier.
Toen ik lang geleden nog in het troosteloze noorden van het Avondland aan een armoedige vorm van bestaan sleutelde, deed ik vanuit het woonkamertje fanatiek aan wielrennen, voetballen en atletiek. In die volgorde. Met bijvoorbeeld gezwem en dat mallotig gemengde korfbal had ik niets.
Over het hoofd gezien: handbal
Een onvermoed aspect van mijn immigratie in Frankrijk was dat ik bijna fanatieke belangstelling kreeg voor sporten die ik voordien min of meer principieel over het hoofd had gezien. Maar ja, je raakt met Fransen in gesprek en de selectie op Franse sportzenders dwingt je zo ongeveer een paar sporten verder te kijken.
Zo vind ik nu dat handbal er wél toe doet. ‘We’ zijn er in Frankrijk behoorlijk goed in, weet ik inmiddels. Ik zag vroeger in de krant wel handbal-uitslagen, iets in de trant 34-27, en dacht dan: welke halfblinde wordt in die sport doelverdediger? Of misschien een visser die in het weekeinde nog iets vaker ‘achter het net’ mislukt? Ik zal niet langer beweren dat handballers vanwege hun uitgesproken voorkeur voor ‘hands’ kansloze voetballers zijn. Ik neem die echt keiharde sport nu serieus, spanning en sensatie gegarandeerd, het tempo ligt hoog, zelfs zo’n Usain Bolt loopt op 15 meter niet harder.
Over keihard gesproken: rugby!
In elk geval in Zuid-Frankrijk is rugby de ‘top of sports’. Ik heb me laten uitleggen dat rugby qua populariteit ‘doorbrak’ toen er in dit land vanwege allerlei uitzendrechtenruzies geen voetbal op tv was. Dus dan maar rugby. En terecht!
Naar mijn idee onbetwist genieten, een mix van dat hand- en voetbal, doe er desnoods iets van judo en worstelen bij, en daarnaast ultra-moderne arbitrageregels. Rugby op tv, ik kijk!
De dominee of de middeleeuwers
Wat ik pas later leerde: die sport is ‘uitgevonden’ door ene William Webb Ellis (1806-1872), leerling van een school in het Engelse Rugby. Hij zou in 1823 als eerste hardlopend, hand- en voetballend gescoord hebben. Hij werd later dominee en ligt in Menton (Alpes-Martimes) begraven.
Dit is allicht een legende. Behalve dan dat hij inderdaad voor eeuwige rust aan de Rivièra koos.
Maar zoals in Zuid-Frankrijk graag beweerd wordt dat een vorm van rugby al in de middeleeuwen in die omgeving werd gespeeld, is dat mogelijk ook een legende. Je had toen kennelijk de ‘Zuid-Franse Zomerspelen’: een onderdeel ervan was een zak hooi naar het plein van een rivaliserend dorp gooien. Die zak leek – wie weet – op een ovale rugbybal. Ik zal nooit achterhalen of ik rugby aan een Engelse dominee of aan Franse middeleeuwers te danken heb. Het kan me ook weinig schelen. Ik zit vrijwel vast gegordeld in mijn clubfauteuil als er een uitzending is.
En soms denk ik dan: Frankrijk heeft toch méér te bieden dan ik ooit voor mogelijk hield.