De buurman van een eind verderop heeft een heftruckje, een kleintje. Hij is kunstenaar – in elk geval in eigen waarneming – en heeft weleens wat zwaars te verplaatsen. Zoals een onlangs aangeschafte compressor. Waarvoor hij die nodig had? “Nou ja, je wilt weleens wat verven…”
De vrij groot uitgevallen compressor (denk aan een paar honderd kilo) had al een week of wat op de aanhanger van de kunstenaar gestaan; we zagen hem op de ‘berge’ boven de holle weg uitbollen als we langsreden. Het apparaat stond ook danig in de weg, zo op die midden op het erf geparkeerde aanhanger, dus op zekere middag besloot de buurman ‘m er eindelijk maar eens met zijn heftruckje af te sjorren. Dat ging niet meteen vlekkeloos; het ding hing al na een paar voorzichtige manoeuvres scheef uit de achterklep. En bij de volgende ‘move’ kantelde het gevaarte op z’n zij, half in, half uit de aanhanger. De buurman kan ook bijzonder kunstig vloeken. Het geluid draagt hier ver, we bleven ook zonder te gaan kijken op de hoogte van de vorderingen. En we besloten al helemaal niet meer te gaan kijken toen er onder donderend geraas een fiks aantal ‘putin de merde’s’ aan het dempende daglicht werden toevertrouwd.
Even later verscheen de buurman op het pad onderlangs het terras: “Moesten we nog weg vanavond? Of morgen?”
“Mwah”, zeiden we, “vanavond niet, maar morgen wel. Vrij vroeg ook nog. Werk.”
Hij wist de ‘putins’ nog net binnensmonds te houden. Heen en weer banjerend betoetste hij zijn ‘portable’, er moesten blijkbaar dringend hulptroepen worden opgeroepen.
“Probleempje?” durfde ik na het zoveelste telefoontje te vragen. “Iets te drinken erbij?”
Eenmaal aan de tuintafel nam hij het glas gretig aan, vulde na een eerste aarzeling eigenhandig bij, en vertelde tussen neus en glas door wat er was gebeurd. Na de zoveelste mislukte poging om de compressor uit de aanhanger te tillen had hij even een plaspauze ingelast. En terwijl hij met z’n rug naar de ‘place délit’ afwaterde, was het heftruckje zomaar “echt helemaal uit zichzelf” gaan rijden en achteruit de berge afgekacheld. En daar stond het ding nu, het enige nauwe toegangspaadje tot onze ‘boshut’ blokkerend. De buurman was heel erg ‘désolé’ maar hij zag echt niet hoe hij die loodzware, half gedraaide en half gekantelde hijsmachine weer van ons toegangsweggetje zou kunnen krijgen.
“Maar je hebt toch ook nog een tractor?” opperde de echtgenoot optimistisch.
“Te licht. Niet genoeg power. Zo’n heftruck weegt wel een paar ton.”
We somberden gezamenlijk nog wat voor ons uit. Tot een opgewekt getoeter ons uit onze overpeinzingen opschrok.
“Michel!” riep de kunstbuurman enthousiast. We snelden eendrachtig het pad af, de lokale loodgieter tegemoet, die blijkbaar tijd en zin had gevonden om buiten diensttijd voor een ‘dépannage’ te zorgen. Hij schudde handen, hij schudde het hoofd in ongeloof en maakte zichzelf onsterfelijk door droogjes op te merken dat er een heftruckje in de weg stond, dus hoe kon hij nou bij het huis komen om ‘het probleem’ te verhelpen. Na enig heen en weer gepraat was ook hem duidelijk dat het probleem het heftruckje zelf was.
Daar moest over overlegd. We trokken ons voltallig terug op ons terras (de buurman had geen druppel drank in huis, vandaar) en schonken ook hem een glas vol. En intussen werd het in rap tempo donkerder. Uiteindelijk togen de plombier en de kunstbuur naar de heftruckblokkade om het dan maar op de bonnefooi en met duwen en trekken te proberen. De fraaie avondschemer werd geruime tijd doorsneden door heel veel waarvoor een fraaie avondschemer niet bedoeld is. Uit voorzorg had de buurman een paar pallets tegen de boom achter het heftruckje gezet, zodat het niet nóg een berge lager zou afstorten. En vanzelfsprekend schoot het machientje bij een ferme ruk- en treksessie dwars door die pallets heen naar de lagere regionen onder ons toegangspad.
‘Mooi zo’, dachten wij, ‘weg vrij’. En namen er nog eentje op het terras.
Een half uurtje later kwamen de buurman en de plombier weer aanschuiven. Ze hadden het toch voor elkaar gekregen; heftruckje omhoog en zowaar nog terug op het erf ook.
“Hoe dan?” vroeg ik verbaasd.
“Jean gebeld”, zei de plombier. En Jean – werkzaam in de bosbouw – heeft een buitenmaatse 4X4 met een lier. Dat was net de extra trekkracht die ze nodig hadden gehad.
“En waar is Jean nu?” vroeg ik met de fles in de hand.
“Coucou”, klonk het van onder het terras. “Ik moest nog even parkeren. En ja graag, dorst voor drie.” Ik schonk hem vol.
“O ja”, zei hij tegen de buurman terwijl hij gulzig z’n glas naar binnen klokte, “ik heb je heftruckje op de handrem gezet. Moet je voortaan ook eens proberen. Chincin!” En met een scheve knipoog keek hij van z’n lege glas naar mij en naar de fles.
Dit bericht delen op:
Ach het is weer een super post dit keer Ik zie het voor me Ha ha Heerlijk Fransleventje. Graag nog veel van deze postjes. Dank daarvoor?????
Ik doe m’n best Leni. Als er wat gebeurt, hoor jij het meteen! :-]
Ja, volkomen tè gek. Heb er hard om moeten lachen,. Dat gebeurt tegenwoordig niet zo vaak, maar het werkt wel bevrijdend.
Love to make you laugh Elly! Het leven is al ernstig genoeg :-]
Typisch en heel geloofwaardig
Merci Jan, en nog waar ook.
Typisch Frans voorbeeld van ‘buurman en buurman’ oftewel ‘voisin et voisin’.
Nou Cora, ‘t was meer buurfles en buurman… :-D
Zoiets overkwam mij ook eens in november 2004. Onder een déluge van regen moest ik mijn renault espace parkeren op een kleiïg randje, want andere bewoners van het gepensioneerdendorpje in de Ardèche gunden me geen veiliger parkeerplek. Busje en ik gleden 50 meter naar beneden en de slippende wielen goeven zich gaten die nog heden zichtbaar zijn. Had nog juist het winterklare zwembadje weten te ontwijken. Daar ik geen plombier en geen 4×4 eigenaar in de buurt kende en iedereen in NL bezeten was van de moord op Theo van Gogh, duurde het 4 dagen voordat ik een tractoreigenaar in een naburig dorp zo gek vond om me uit de modder te trekken. Die avond vonden de mensen in het restaurant in het naburige stadje waar ik de hongerdagen kwam bijeten en wegspoelen het verhaal wel heel erg komisch en ik kreeg een publieke pakkerd van de verblindend schone echtgenote van de eigenaar. De auto parkeerde ik voortaan op een droge plek buiten het dorp.
O Huib, zó herkenbaar. Ooit op ontdekkingstocht door het zompige zuiden in een laag gelegen weide terecht gekomen. Mijn schuld: “tuurlijk, daar beneden kunnen we makkelijk keren.” Het heeft twee dagen geduurd voor we door een potige boer met nog potiger trekker uit het moeras werden verwijderd. Het incident rispt nog regelmatig op in de huiselijke kring. En niet altijd even luchthartig.