Zo. Het wekelijkse hindernisparcours zit erop, we kunnen ons weer voor ruim zeven dagen afzonderen van de rest van de wereld. Het viel me niet mee dit keer, dat geboodschap. Maar dat lag niet aan lege schappen. Die waren er wel, maar ik geloof dat ik toch een beetje a-typisch winkel. Ik bedoel, je zou zo langzamerhand denken dat iedereen nou wel genoeg pasta en pleepapier heeft ingeslagen, maar daar zijn de gaten in de voorziening nog steeds groot. Volgens de vakkenvuller over wie ik bijna struikelde toen ik een gangpad rondde (ja ja, ik heb me netjes verexcuseerd) wordt er ‘echt, heus, heel erg aangevuld’ maar verdwijnt alles als sneeuw voor de zon zodra de winkel open gaat. Ik heb 2 pakjes spaghetti, 1 pakje elleboogjes en 1 pak van 6 rollen toiletpapier in huis; lijkt me meer dan genoeg voor de komende week, dus die stonden dan ook niet op m’n lijstje. Gelukkig was mijn favoriete koffiemerk (loeisterke arabica) overgeslagen door de hamsteraars, dus daar heb ik blij een blikje of 2 van meegenomen. Wijn is ineens wel weer in overvloed aanwezig; een slim domaine biedt het in bulk aan via de buurtsupermarché. Prima wijn voor een prettig prijsje, mij hoor je niet klagen. Dat zal de potdicht gesloten lokale cave straks nog opbreken, ik ben niet de enige dorpeling die zijn heil nu elders moet zoeken.
Geldt trouwens ook voor de tabac en voor de épicerie op het dorp. Heus, ik wil best lokaal kopen, graag zelfs. Maar de rij voor de épicerie liep via de zebra door tot aan de overkant van de straat, voorbij het monument voor de gevallenen, en dat is toch al gauw een klantje of 10 voor je. De rij voor de tabac er schuin tegenover meanderde daar onbekommerd doorheen: een meter afstand is blijkbaar lastig in te schatten als je in een andere rij staat.
Een boodschapje doen in ons dorp vergt nogal tijd, de inwoners zijn vooral bejaard en vinden zo’n uitstapje het hoogtepunt van de dag, zeker nu je de deur al helemaal amper meer uitkomt. De champêtre leidde alles – in elk geval naar eigen inzicht – in goede banen, het van overheidswege verstrekte mondkapje nonchalant bungelend rond de kin; je moet wel onbelemmerd een praatje kunnen maken tenslotte. Het was heel gemoedelijk allemaal, en ik was graag aangesloten, maar ik moest ook nog werken en dus koos ik lafhartig voor de stad. Nou ja, lafhartig, daar loop je natuurlijk wel meer risico. Ik moest niet alleen naar een tabac, maar ook nog eens naar een flappentap (bij onze dorpstabac kun je ook cash krijgen) en naar de supermarché. En je kunt niet zomaar iets aangrijpen hè. Dus gaat er een plastic zakje mee met stukjes keukenrol die doordrenkt zijn met alcoholische desinfectant. Echt, ik poets inmiddels meer uit dan thuis, en ik heb intussen ‘werkhanden’ waar een Rotterdamse havenarbeider van zou schrikken.
Zoals gezegd, het zat niet mee met dat geboodschap. Bij de tabac in de stad mocht ik zelfs de winkel niet in voor de voorgaande klant eruit was. Ik bleef netjes naast de deur staan wachten. Helaas vond die klant het nodig me evengoed op een haar na plat te walsen.
De flappentap bleek leeg, wat betekende dat ik in de rij voor de bank moest gaan staan. Ik heb er vanaf gezien.
Bij de kassa van de supermarché belandde ik achter een mevrouw met – naar ik vermoed een eigen-gebreid hoogst creatief mondkapje voor – die de kassajongen toe-mompelde dat er iets van korting op een 6-pack mineraalwater was beloofd en dat hij de volle prijs had aangeslagen. De kassabon werd erbij gehaald, en even later ook de beveiliger die naast de entree stond en die door zijn mondmaskertje mummelde dat hij wel op zoek ging naar de supermarktmanager. Die was zoek. Misschien zat ze ergens naast haar mondmaskertje een dampertje te doen, of misschien zat ze wel gewoon op het toilet, maar het duurde en het duurde maar. De rij achter me groeide gestaag aan. En omdat iedereen zijn best deed om die ene meter in acht te nemen reikte de rij via de gangpaden al snel tot aan de verse vleeswarentoonbank achterin de winkel. Het gebreide mondkapje wist echter van geen opgeven en weigerde halsstarrig de grijpstuiver aan korting aan zich voorbij te laten gaan. Uiteindelijk besloot de kassajongen er een eind aan te maken. Hij graaide in de kassalade de centimes bij elkaar, stortte ze in het losgeldbakje naast het pinapparaat en sprak de legendarische woorden: “Madame, je vous souhaite une bonne journée.”
Hij kreeg applaus vanuit de hele rij.
Zij liep met opgeheven mondkapje de winkel uit.
Dit bericht delen op:
Aaah, het zijn toeren, he. Blij dat je het echt nodige in huis had:)
Ik ook! Gaat het tevens goed bij jou daar?
Heerlijk om je Franse boodschap-escapades te lezen.
Merci Baudien.
Heerlijk om je belevenissen zo herkenbaar te lezen.
Merci!
Wat maak je er weer een mooi verhaal van, ik zie het helemaal voor me. Ik had een klant voor me die voor 4 andere mensen boodschappen deed. Allemaal afzonderlijk betalen met pin, dus inlogcodes op een briefje, het lukte keer op keer niet en haar mondkapje gleed telkens af. Ze zal gezweet hebben.
En jij ook waarschijnlijk…