Ik ben een trage leerling. Niettemin had ik snel na mijn immigratie in de smiezen dat je in het kader van de waarheidsvinding bepaalde vragen het beste in het café aan de orde kunt stellen. Aan ‘instanties’ van ambtelijke aard heb je weinig als je iets te weten wilt komen. De concitoyens in de kroeg weten alles en anders weten ze ‘t beter.
De kwestie die me onlangs bezig hield, was een soort postnatale depressie. Ik werd er steeds somberder van dat de post op vreemde, onvoorspelbare tijden werd bezorgd. Of helemaal niet. Het gele Kangootje van La Poste arriveerde jarenlang zo omstreeks het middaguur bij de brievenbus die we verplicht bovenaan het weggetje hadden geplaatst. Op de voorgeschreven hoogte, conform de instructie van de betreurde facteur Émile van wie we nu – jaren later – nog steeds niet weten of hij per ongeluk dan wel doelbewust een föhn in zijn bad gooide toen hij erin zat. Ik gok op het laatste, hij was nog maar net weduwnaar. Verschrompelde levensvreugde. Zelfs Sire Alcohol voor wie de schrale postbaron dagelijks in Olympische mate van aanbidding door de knieën ging, kon hem – denk ik – niet meer van de charme van zijn brievenbusbestellersbestaan overtuigen.
Hoe gedroomd wil je ’t hebben?
Er zijn vaak van die dagen dat ik verzucht: was ik hier maar postbode. Beetje rondtuffen in een kek bestelwagentje door een van ’s werelds mooiste gebiedsdelen, zo af en toe een praatje met een geadresseerde, eventueel even een glaasje erbij, in de praktijk dus minder even en al helemaal niet eventueel, hoe ‘gedroomd’ wil je ‘t hebben? Ik begrijp niet waarom facteurs ‘vroeg’ met pensioen willen, ze gingen en gaan er graag voor in staking, verdediging van verworven rechten of zoiets. Dombo’s.
Émile vertelde dat het postbusje op zodanige hoogte geplaatst moest wezen dat hij de enveloppen en kranten vanuit zijn autoraampje in de gleuf kon kieperen. Gedwongen uitstappen diende voorkomen te worden, dit met het oog op mogelijke regen. We deden gehoorzaam wat er gezegd werd. Dat hij toch elke dag uitstapte en aanlegde, soit. L’heure de l’apéro, we waren zelf ook wel aan een openingsglaasje toe. En hij wist alles van ons dorp, een Wikipedia avant la lettre.
Gaspedaal-junkie
Enfin, we kregen dus een opvolger, een volgens mijn vrouw té gedecolleteerde postpausin die volgens mij niet zo begrijpt hoe je liefdevol een Renault Kangoo berijdt. Gaspedaaljunkie, wat maakt het uit, auto van de zaak. Ze heeft ons nooit met een visite vereerd, de post hangt uit het busje, ook en vooral als het regent. En volgens het café is ze tegen buitenlanders en stemt ze Le Pen. Mij best, zolang ik mijn post maar krijg, zo omstreeks het middaguur.
Dat was de laatste weken ineens niet meer zo. Het werd vier uur, zelfs vijf uur. Of ik stond in het holst van de avond met een zaklantaarn in een leeg brievenbusje te loeren. Vervelend als je op een dagkrant vertrouwt.
Een gehate buitenlander die op zijn krantje wacht
Ik ging op onderzoek uit, in de kroeg natuurlijk. “Ai, ai, ai, weet je dat nog niet?” Ik ‘Monsieur le journaliste’, zoals men mij graag pesterig noemt, kreeg ingepeperd dat het hele dorp al op de hoogte was van de ernstig amoureuze betrekkingen van de postmadam met de Parijzenaar die onlangs de riante villa ‘avec piscine’ heeft gekocht. “Alors…” liet Francies, mijn vriend de aannemer, knipogend aantekenen. Ik ben een trage leerling, maar ik begreep het. Tussen de lakens vergeet je als hartstochtelijke postmaîtresse vast wel eens dat een gehate buitenlander op zijn krantje wacht.
Maar al twee of zelfs drie dagen achter elkaar arriveert het gele Kangootje nu ineens weer om een uur of twaalf. Ik ben een trage leerling, maar zelfs ik hoef in het café niet te vragen hoe het thans zit, tussen ‘Parijs’ en ‘La Poste’. De geheel verzorgde en stellig gedetailleerde inburgeringscursus is voorbij en ik heb elke dag weer een verse krant.