Stoot je hoofd niet aan de kerk

do 16 november 2017

Op een van de eerste dagen dat ik hier woonde, schrok ik me een ongeluk toen de mairie ineens zijn klok begon te luiden. Ik zat (waar anders) op het terras van het naastgelegen café. Elektronisch versterkte pokkenherrie op ghetto-blastersterkte die twaalf lange slagen duurde. Dat het midi was, wist ik al. Het geërfde horloge van mijn grootvader houdt me bij de tijd, kwestie van dagelijks opwinden, niks batterijtje: de echtgenoot loopt al weken op 2 voor 12: nergens op dit platteland een ‘pile’ voor zijn polspendule te krijgen.
Ongeveer een minuut later en dus te láát was er opnieuw gebeier, een stuk beter te pruimen want nu vanuit het kerkje bovenin het dorp. Lastig steil straatje als je het wilt bereiken. Toeristen met een rollator heb ik regelmatig zien aftaaien, ik heb ook chauffeurs in zo’n vierwieler waarvoor je geen rijbewijs nodig hebt, in paniek achteruit zien scrollen.
Natuurlijk ben ik er zelf ook vrijwel meteen na mijn entree in het dorp gaan kijken. Qua formaat nou niet echt een kathedraal, ik moest aan Madurodam denken. Heb ik wel vaker als ik over ‘mijn’ gehuchtje nadenk. Heel goed, ik ben vóór kleinschaligheid. En overzichtelijkheid. En rust. En saai. Voor buitenstaanders dan hè, entre nous is het levendig genoeg.
Vorige week nog! Iemand in een Ferrari-rode Fiat Panda dacht na een bezoekje aan de tabac, de fontein op het pleintje even snel te ronden en knalde pardoes tegen een reus van een Belgische Lexus op die tegen alle ver- en geboden in voor de épicerie geparkeerd stond. ’t Is nogal krap daar. Meteen de champêtre (veldwachter) erbij die zoals gebruikelijk voor de mairie zijn dienst stond te verlummelen. En voor de zekerheid had iemand ook maar meteen de pompiers gebeld. Dat kwam goed uit, want het ging even niet zo goed met ‘stoot je hoofd niet’. Die bijnaam heeft de echtgenoot toebedeeld aan de bejaarde-met-groot-verband-om-z’n-hoofd, die elke dag naar het café schuifelt om er z’n krantje te lezen en een drankje te drinken. “Gevalletje kanker”, volgens de kroegbazin, ze zei het met mededogen. Hij oogt breekbaar als suikerglas, maar is vastbesloten om het vol te houden tot ze hem weg komen dragen. En nu was het zo ver. Warrig wankelde hij overeind om op huis aan te gaan, maar zakte machteloos terug in zijn stoeltje. De kroegbazin wenkte de pompiers die doelloos en met enig leedvermaak naar de beschadigde Lexus stonden te kijken; het Fiatje leek amper een schrammetje te hebben. Ze snelden meteen toe, manoeuvreerden ‘stoot je hoofd niet’ voorzichtig en efficient de brandweer-ambulance in en vertrokken met zwaailicht (gelukkig zonder sirene) naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis op zo’n drie kwartier rijden.
De volgende dag zat ‘stoot je hoofd niet’ alweer doodleuk op het terras zijn krantje te lezen. Ja, ik kwam toevallig langs op weg naar de bakker, en de Var Matin die ik net aan de overkant bij de tabac had gescoord kon ik best even aan een belendend tafeltje lezen. “Het ging goed”, knikte hij, “beetje last van de nieuwe medicijnen”, die gingen niet samen met pastis. Hij was op rode wijn overgestapt. We proostten. Ik sloeg de krant open en las dat Macron je voortaan wil laten betalen als je een kerk van binnen wilt zien. Lekker dan. ‘Ons’ kerkje heeft wel een hele geschiedenis, maar steekt toch wat povertjes af tegen, zeg, de Notre Dame in Parijs. Wat ga je daar voor vragen dan, en wie gaat er bij de deur staan met het handje opgeheven? Da’s ook niet gratis.
Ik las verder, ’t viel mee. Ondanks de strenge scheiding tussen kerk en staat (laïcité) schijnen heel veel kerken eigendom van de staat te zijn, waaronder 90 kathedralen. Wist ik niet. En om die gebouwen een beetje overeind te houden, is er volgens ‘Parijs’ geld nodig, via een soort toegangskaartje, als voor een museum. De Roomse clerus is falikant tegen: vrije toegang betekent meer kans op zieltjes winnen.
Zal best, maar ik ben vóór kaartjes verkopen. En dat heeft niks te maken met m’n streng gereformeerde opvoeding van elke zondag twee keer naar een schrale kouwe kerk, om op een kaal houten bankje blauwe billetjes op te doen en alsnog vanaf de kansel naar de verdoemenis gepreekt te worden. Eigenlijk pas in Frankrijk, vele jaren later, kwam ik in katholieke kerken. Wat een fantastische decoraties, wat een kunst, wat een ‘musea’, wat een warme sfeer met al die kaarsjes! Nee, ik ben er niet Rooms van geworden, ik ben Reve niet. Maar als al dat schitterende erfgoed – want dat is het – in stand kan worden gehouden door nu eens géén King-pepermunt in het collectezakje te doen maar een echte donatie aan de poort, kan de overheid z’n centjes elders besteden. Aan meer steun voor de pompiers bijvoorbeeld, ik noem maar wat. Als dat collectegeld dan ook maar écht aan dat kerkelijk erfgoed wordt besteed. Het wassen van misdienaartjesjurken kan wel door Ariel gesponsord worden. En godshuizen die worden ‘omgekat’ tot partycentrum of zoiets, moeten hun eigen broek maar ophouden. In ‘mijn’ Provence, zal ik maar zeggen, hoort een kerk gewoon een kerk te zijn die elk heel uur van zich laat horen en die op zondag de gelovigen bijeen beiert voor de mis. Al mag dat best wat zachter…

4 gedachten over “Stoot je hoofd niet aan de kerk”

  1. “…en alsnog vanaf de kansel naar de verdoemenis gepreekt te worden.” Of zoals bij de begrafenis van mijn Liefs grootmoeder werd gebruld ‘we staan hier aan de groeve des verterings’. Ook zo’n opgewekte boodschap als je gehoopt had héél het Hiernamaals te kunnen betreden.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven