Couleur Locale: Ach, monsieur Maurice

di 31 maart 2020

Door Peter Hagtingius

Bevangen door enige somberte. Behalve corona als extraatje ook nog eens kou, regen en op 400 meter hoogte, één dorp verderop, sneeuw. Ik had me de Provençaalse lente van 2020 iets charmanter voorgesteld. Verplicht aan huis gekluisterd in een uitgestelde winter. Vanmorgen printte ik zo’n ‘attestation de déplacement’ uit, waarop je moet aangeven waarom je ‘en route’ bent. Ik wilde alleen naar de tabac. De bodem van mijn sigarenkistje kwam in zicht. Ik rook, zoals vrijwel iedereen in mijn omgeving; zeg het maar, fout hè. Ik ben niet zo’n fan van Macron, maar dat hij mijn sigaren tot de eerste levensbehoeften rekent en daarom de tabacs open houdt, goed gedaan, jôh! ’t Zal hem bij de volgende verkiezingen wel stemmen kosten van de vreugdeloze anti-rookmaffia, maar dat ziet ie dan wel weer.
Verder zit er dezer dagen van huisarrest niet veel anders op dan het nieuws te volgen. En boeken te (her)lezen. Aan de telefoon had ik het erover met mijn vriend Francis, de aannemer. We missen ons dagelijks onderhoud in het café en net als ik heeft hij geen Netflix. Hij was er – opgehokt bij ‘die vrouw’ – beroerder aan toe dan ik. De letterkunde heeft hem nooit verleid en hij zou best wat werk kunnen verzetten, zo’n professionele déclaration is zo ingevuld. Maar al zijn toeleveranciers laten het afweten. In de verste verte zelfs geen pondje cement verkrijgbaar.
Bij de tabac had ik ook de krant gehaald. Er stond veel onrustbarends in over de corona-situatie in de Ehpad’s, de verzorgingstehuizen waarvoor ze in Frankrijk zoals te doen gebruikelijk een nodeloos ingewikkelde aanduiding hebben verzonnen: etablissement d’herbergement des personnes agées dépendantes. Dit had simpeler gekund. Ik ben weleens binnen geweest in z’n etablissement, het was geen attractie. In die krant stond dat corona er graag op visite komt.
Ik moest meteen denken aan monsieur Maurice, over wie ik elders een keertje iets genoteerd heb en die in zijn nadagen in zo’n opvangcentrum was opgeborgen. Ooit een hooggeplaatste ambtenaar in het departement, maar toen ik hem ontmoette geen schim meer van zichzelf. Ik zag hem voor het eerst in het postkantoortje waar hij in kriebelig handschrift een brief zat te schrijven. Een paar dagen later, toen ik om een carnet des timbres verlegen zat, was hij er weer. Opnieuw aan het schrijven.
Ik had al geleerd dat je als je in een Provençaals dorp naar informatie hunkert het café de helpdesk in optima forma is. Er werd me geen boekje maar een hele bijbel open gedaan. Dat hij Maurice heette en dat ik vooral niets met hem te maken moest hebben. Hij werd zo afgebrand dat de pompiers voor een hopeloze taak hadden gestaan. De afkeer hing samen met zijn verleden als autoriteit. Hij was kennelijk gespecialiseerd geweest in het weigeren van bouw- en andere vergunningen. De klassieke Zuid-Europese brille-tactieken van corruptie, omkoping en cliëntelisme sloegen bij hem dood als bier in een vet glas. Het had zijn aanzien weggevaagd.
Een paar weken later durfde ik aan de postdirecteur te vragen hoe dat met die brieven zat. Of monsieur Maurice elke dag kwam pennen. Tegen mijn gewoonte in was ik aangedaan toen de kille onthulling tot me doorgedrongen was, “Ja, elke dag een brief aan zijn vrouw. Maar die is al jaren dood. Ik verstuur ze natuurlijk niet, ze gaan de prullenbak in.”
Soms loop je zelfs in de Provence tegen hardvochtigheid aan. Nu denk ik, gelukkig dat monsieur Maurice al op de laatste trein gezet was toen de duivel in zijn scheppingsdrift nog niet aan corona toe was gekomen.

Peter Hagtingius

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Of reageer met je Facebook account

Scroll naar boven